M2, H1, 1.3
1 / 24
Lesson duration is: 40 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
wat is indirecte ruil?
A
je ruilt goederen of diensten tegen geld
B
je ruilt goederen of diensten tegen goederen of diensten
C
lenen
D
sparen
Slide 4 - Quiz
Indirecte ruil is
A
ruilen van goederen tegen goederen
B
ruilen van goederen tegen geld
Slide 5 - Quiz
Sleep de geldsoorten naar de bijbehorende afbeeldingen.
Chartaal geld
Chartaal geld
Giraal geld
Giraal geld
Slide 6 - Drag question
Chartaal geld
giraal geld
Slide 7 - Drag question
Jij koopt een blikje cola voor €0,79 en betaalt dit contant. Hoeveel reken je af bij de kassa?
Slide 8 - Open question
Jij koopt een reep chocolade voor een bedrag van € 0,89. Hoeveel betaal je als jij dit pint/contactloos?
A
€0,90
B
€ 1,00
C
€ 0,89
D
€ 0,85
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Slide
Primaire behoeften zijn ...
A
de noodzakelijke behoeften.
B
de luxe behoeften.
Slide 11 - Quiz
wat is geen primaire behoefte
A
een boterham
B
een tv
C
een huis om in te wonen
D
goede schoenen
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Slide
Wat zijn secundaire behoeften?
A
Dingen die je echt nodig hebt
B
Dingen die je niet persé nodig hebt om te kunnen leven
Slide 14 - Quiz
Secundaire behoeften zijn:
A
Playstation5
B
Brood
C
Trui
D
iPhone
Slide 15 - Quiz
Wat is een secundaire behoefte?
A
Vitaminedrink
B
Fiets
C
Water
D
Huis
Slide 16 - Quiz
Primair of secundair?
Primaire behoeften
Secundaire behoeften
Slide 17 - Drag question
Slide 18 - Slide
Wat is geen zelfvoorziening?
A
Het kopen van een frikandel broodje
B
Het bakken van een taart
C
Je fiets repareren.
D
Groente verbouwen in je tuin
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Jij koopt een nieuwe fiets van € 495,-. Jij krijgt 22% korting. Hoeveel kost de fiets nu?
A
€ 390,12
B
€ 386,10
C
€ 395,00
D
€ 108,90
Slide 22 - Quiz
Hoe gaat het bij jou met het rekenen met procenten?
A
B
C
