wk 15: les 1 - Herhaling H2, 3, 4

Vrijdag 14 april - 2A
  • 10 minuten stillezen
  • Hoe ziet periode 4 eruit?
  • Terugblik leesvaardigheid H2, 3, 4
  • Aan de slag!









timer
10:00
1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vrijdag 14 april - 2A
  • 10 minuten stillezen
  • Hoe ziet periode 4 eruit?
  • Terugblik leesvaardigheid H2, 3, 4
  • Aan de slag!









timer
10:00

Slide 1 - Slide

Periode 4
Toetsweektoets (start 14 juni)
Toetsstof: H17, 18, 19, 32, 33, 34
Herhaling: H2, 3, 4

Leesvaardigheidstoets
Leesvaardigheid: 2, 3, 4, 17, 18, 19, 32, 33, 34

Fictiedossier inleveren aan het einde van het jaar

Slide 2 - Slide

Herhaling H2, 3, 4
Leesvaardigheid 2 Tekstdoelen blz. 10
Leesvaardigheid 3 Leesstrategieën blz. 14
Leesvaardigheid 4 Woordraadstrategieën blz. 18

Slide 3 - Slide

Tekstdoel
Tekstsoort
informeren
uiteenzetting
beschouwen
beschouwing
overtuigen
betoog
activeren
bijv. reclametekst, folder, poster
amuseren
bijv. gedicht, strip, jeugdboek

Slide 4 - Slide

Leesstrategieën
1. Globaal lezen
2. Intensief lezen
3. Zoekend lezen
4. Lerend lezen
5. Kritisch lezen

Slide 5 - Slide

informeren
beschouwen
overtuigen
activeren
amuseren
beschouwing
nieuwsbericht
reclametekst
gedicht
betoog

Slide 6 - Drag question

Zet de juiste tekstsoorten bij de juiste tekstdoelen.
Tekstdoel Informeren
Tekstdoel Overtuigen
Tekstdoel Amuseren
Tekstdoel Activeren
Tekstdoel Beschouwen
nieuwsbericht over de verkiezingsuitslag
Recensie over mijn gelezen boek

Een mop in een tijdschrift
Een oproep op een website om te gaan protesteren. 
Artikel op website Voedingcentrum.nl om elke dag fruit en groente te eten.
Spelhandleiding hoe je Uno moet spelen
Een ingezonden brief over de voor- en nadelen van een BTW-hoging op producten met veel suiker.

Slide 7 - Drag question

Aan de slag!
Beantwoord de vragen op de volgende slides.

Slide 8 - Slide

Slide 10 - Link

Wat is het tekstdoel?
A
amuseren
B
beschouwen
C
overtuigen
D
informeren

Slide 11 - Quiz

De titel..
A
maakt de lezer nieuwsgierig.
B
laat al zien waar de tekst over gaat.

Slide 12 - Quiz

"Veel mensen denken dat een feestdag automatisch betekent dat je vrij bent, maar dat is niet zo."

a. Welke verband zie je hier?
b. Aan welk signaalwoord zie je dat?

Slide 13 - Open question

Werkgevers zijn dus niet wettelijk verplicht om hun werknemers vrij te geven op een officiële feestdag.

Welk verband zie je hier?
A
opsomming
B
conclusie
C
voorwaarde
D
omschrijving

Slide 14 - Quiz

Werkgevers zijn dus niet wettelijk verplicht om hun werknemers vrij te geven op een officiële feestdag.

Aan welk signaalwoord zie je dat?

Slide 15 - Open question

Welke tussenkopjes zie je?

Slide 16 - Open question

Waarvoor staat de kleur wit symbool?

Slide 17 - Open question

Op Goede Vrijdag werd Jezus volgens de verhalen aan het kruis genageld. Niet echt heel 'goed' voor hem dus.

Waarom noemen we dit nu toch Goede vrijdag?

Slide 18 - Open question

Kerst
Pasen
Hemelvaart
Pinksteren
Jezus wordt geboren
Jezus staat op uit de dood
De heilige geest komt
Jezus gaat naar de hemel
Lichtjesfeest
Oogstfeest
Pesach
40 dagen na Pasen

Slide 19 - Drag question

Palm-
pasen
Stille zaterdag 
Goede vrijdag 
Witte donderdag 
Pasen
Jezus sterft
Jezus staat op uit de dood
Laatste avondmaal 
Jezus gaat naar Jeruzalem 
Jezus ligt in het graf

Slide 20 - Drag question

Elke tekst heeft een tekstdoel.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz


Tekstdoel?
A
Informeren
B
Activeren
C
Amuseren
D
Beschouwen

Slide 22 - Quiz

Tekstdoel?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 23 - Quiz

Een schoolboek hoort bij het tekstdoel:
A
Amuseren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 24 - Quiz

Wat is GEEN tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
verkennen

Slide 25 - Quiz

Is 'informeren' een tekstdoel of een tekstsoort?
A
Tekstsoort
B
Tekstdoel
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 26 - Quiz

Wat is het tekstdoel van een nieuwsbericht?
A
amuseren
B
mening geven
C
informeren

Slide 27 - Quiz

Een recept en een gebruiksaanwijzing zijn voorbeelden van...
A
het tekstdoel 'informeren'
B
het tekstdoel 'amuseren'
C
het tekstdoel 'opiniëren'
D
het tekstdoel 'activeren'

Slide 28 - Quiz

Wat is een deelonderwerp?
A
Het onderwerp van een tekst.
B
Het onderwerp van een alinea.
C
Aspecten van het onderwerp.

Slide 29 - Quiz

Elke tekst gaat ergens over, hoe noem je dit?
A
alinea
B
tussenkopje
C
onderwerp
D
deelonderwerp

Slide 30 - Quiz

Hoe noemen we verschillende aspecten van het onderwerp?
A
onderwerp
B
deelonderwerpen
C
hoofdgedachte
D
tussenkopjes

Slide 31 - Quiz

Hoofdzaken van een tekst vind je..
A
in de inleiding en de kernzin
B
alleen in kernzin
C
in de inleiding, het slot en de kernzin

Slide 32 - Quiz

Een alinea bestaat uit...
A
Meerdere kernzinnen.
B
Een kernzin, aangevuld met voorbeelden.
C
Een kernzin, aangevuld met toelichting.
D
Een kernzin in het midden van een alinea.

Slide 33 - Quiz

Als er uitleg of een voorbeeld wordt gegeven bij de kernzin, dan heet dit
A
een signaalwoord
B
een bijzaak
C
een deelonderwerp
D
een toelichting

Slide 34 - Quiz

Een kernzin geeft...
A
aan wanneer er een alinea begint
B
de belangrijkste informatie van de alinea
C
een toelichting
D
een voorbeeld

Slide 35 - Quiz

Welke 5 tekstdoelen ken je?

Slide 36 - Open question

Hoe is een tekst opgebouwd? Noem de 3 delen.

Slide 37 - Open question

Hoe is een alinea opgebouwd?

Slide 38 - Open question

Hoe moet je citeren?

Slide 39 - Open question

Geef aan of de zin een feit of een mening is.
Feit
Mening
De film duurde wel 180 minuten!
De film was erg langdradig
Spaghetti is lekker.
Computerspelletjes zijn pas leuk als er geweld in zit.
Sommige moslimmeisjes dragen een hoofddoek.
Het aantal vuurwerkslachtoffers is dit jaar weer gestegen.

Slide 40 - Drag question