Thema 4 B5 Weefselvloeistof en lymfe

1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5,6

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Mijn vraag
Hoe kom ik aan die olifantenpoten??!
(en hoe kom ik er weer van af?)

Slide 4 - Slide

Thema 2 Transport

B5 
Weefselvloeistof en lymfe


Begrippen: Weefselvloeistof, colloïd-osmotische druk, filtratie, absorptie, lymfe

Slide 5 - Slide

Leerdoelen B5

  • Je kunt de de kenmerken en functies van weefselvloeistof en lymfe toelichten

Slide 6 - Slide

Wat is wat...

Slide 7 - Slide

Weefselvloeistof
  • Hoge druk aan begin haarvat zorgt voor filtratie

  • Grote eiwitmoleculen in haarvat verhogen colloïd-osmotische waarde

  • Colloïd-osmotische druk zorgt voor absorptie (terugresorptie) bij eind haarvat

We nemen de stappen 1 voor 1 door...
Deze afbeelding staat in je boek!

Slide 8 - Slide

Aanvoer van weefselvloeistof (1)
Door de hoge bloeddruk aan het begin van het haarvat wordt een deel van het bloedplasma naar buiten geperst (dit wordt filtratie genoemd). 

Dit bloedplasma bevat o.a. zuurstof, voedingsstoffen, hormonen, kleine plasma-eiwitten. Witte bloedcellen kunnen door vormverandering ook naar binnen.




Slide 9 - Slide

Aanvoer van weefselvloeistof (2)
Cellen nemen door diffusie voedingsstoffen en zuurstof op en ze geven koolstofdioxide en andere afvalstoffen af aan de weefselvloeistof.

Door actief transport nemen cellen voedingsstoffen op.
In een haarvat noem je de vloeistof bloedplasma, tussen de cellen weefselvloeistof en in een lymfevat noem je het lymfe
 

Slide 10 - Slide

Afvoer van weefselvloeistof 
Weefselvloeistof met koolstofdioxide en andere afvalstoffen zal de haarvaten weer in gaan  

Dit wordt terugresorptie of absorptie genoemd.

Overtollige weefselvloeistof wordt opgenomen door de lymfevaten, je ziet een lymfevat links (met kleppen erin).

Slide 11 - Slide

Terugresorptie: Colloid osmotische waarde
In het bloedvat blijven grote eiwitten 
(albuminen) achter (evenals rode bloedcellen). 

Door de vermindering van het bloedplasma
daalt de bloeddruk en door de aanwezigheid
van eiwitten stijgt de osmotische waarde
van het bloed= colloid osmotische waarde

Door osmose keert een deel van de
weefselvloeistof weer terug in het bloedvat.
Dit heet terugresorptie

Slide 12 - Slide

Binas-->
In het begin van het haarvat is de bloeddruk > COD (filtratie)
Wanneer bloedplasma het haarvat uitgaat zal COD > bloeddruk (terugresorptie)

Slide 13 - Slide

Lymfe
  • Niet alle weefselvloeistof gaat terug het haarvat in, maar stroomt de lymfe in.
  • Lymfeknopen
  • Rechterlymfestam en borstbuis

Slide 14 - Slide

Onderdelen van het lymfesysteem 
Lymfevaten monden uit in lymfeknopen. Deze zitten op meerdere plaatsen in je lichaam 

Lymfeknopen bevatten lymfocyten  die de lymfe zuivert van ziekteverwekkers.

Uiteindelijk komt alle lymfe terug in de rechterlymfestam en de borstbuis, waar gezuiverd bloed wordt terug geleid in het bloedvatenstelsel 


Slide 15 - Slide

Stroming in lymfevaten en oedeemvorming
Zie ook afb. 50 in je boek: 
Lymfevaten bevatten kleppen om te zorgen dat de lymfe maar in één richting stroomt, 
Spiersamentrekkingen zorgen voor stroming (spierpomp, net als bij aders!).

Ten slotte: als weefselvloeistof zich ophoopt in de weefsels, noem je dit oedeem.

Slide 16 - Slide

Oorzaken oedeem
  • Door het afsterven van cellen komen grote hoeveelheden eiwitten in de weefselvloeistof voor, waardoor de colloïd-osmotische druk van de weefselvloeistof stijgt

  • Te weinig eiwit in het bloedplasma

  • De lymfevaten kunnen verstopt raken

  • Een te hoge bloeddruk, waardoor te veel weefselvloeistof uit het haarvat geperst wordt en te weinig weer teruggaat

Slide 17 - Slide

Mijn vraag
Hoe kom ik aan die olifantenpoten??!
(en hoe kom ik er weer van af?)

Slide 18 - Slide

Maken opgaven
Basisstof 5

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Link

Welke van de volgende stoffen kan niet vrij een haarvat in en uit bewegen?
A
koolstofdioxide
B
zuurstof
C
water
D
eiwitten

Slide 21 - Quiz

Voor een onderzoek wordt van iemand bloed afgenomen. Het bloed wordt opgevangen in twee buizen: 1 en 2. De inhoud van buis 1 wordt direct na afname onderzocht op de aanwezigheid van fibrinogeen en fibrine. Buis 2 laat men enige tijd staan, tot zich boven in deze buis een heldere, iets gelige vloeistof bevindt en onder in de buis een rood stolsel. Dan onderzoekt men ook de inhoud van buis 2 op de aanwezigheid van fibrinogeen en fibrine.
A
In de buizen 1 en 2 vindt men vooral fibrine
B
In buis 1 vindt men vooral fibrine en in buis 2 vooral fibrinogeen
C
In buis 1 vindt men vooral fibrinogeen en in buis 2 vooral fibrine
D
In de buizen 1 en 2 vindt men vooral fibrinogeen

Slide 22 - Quiz

Vier gebeurtenissen zijn:
1) de bloeddruk in de ader van het orgaan daalt,
2) de bloeddruk in de ader van het orgaan stijgt,
3) de bloeddruk in de slagader van het orgaan daalt,
4) de bloeddruk in de slagader van het orgaan stijgt.
Door welke van deze gebeurtenissen vindt een toename plaats van de hoeveelheid lymfe die uit dit orgaan wordt afgevoerd?
A
1 en 3
B
1 en 4
C
2 en 3
D
2 en 4

Slide 23 - Quiz

Waardoor verlaat aan het begin van een haarvat, vocht het haarvat?
A
Colloid-osmotische druk
B
Filtratie
C
Resorptie
D
Bloeddruk

Slide 24 - Quiz

Wat wordt er weergegeven met de blauwe pijlen?
A
Bloeddruk
B
Lymfe
C
Osmotische druk
D
Plasma

Slide 25 - Quiz

Wat bevind zich niet in weefselvloeistof ?
A
witte bloedcellen
B
afvalstoffen
C
rode bloedcellen
D
zuurstof

Slide 26 - Quiz

Hoe kan oedeem ontstaan?
A
te weinig eiwitten in voeding
B
verstopte lymfevaten
C
hoge bloeddruk
D
A, B en C zijn allemaal goed

Slide 27 - Quiz

0

Slide 28 - Video

Oefeningtoetsen Thema 4

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Link

Wat waren je procentuele scores?

Slide 31 - Open question