Livestream leerdoel 2 en 3 H7 H2C

H7  Procenten
Heb je vragen?
Vraag als je iets niet helemaal snapt tijdens de livestream 
of later via de chat in teams.
Wil je graag straks samenwerken in een breakout room noteer dit in de chat.
V2
Welkom!
1 / 45
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

H7  Procenten
Heb je vragen?
Vraag als je iets niet helemaal snapt tijdens de livestream 
of later via de chat in teams.
Wil je graag straks samenwerken in een breakout room noteer dit in de chat.
V2
Welkom!

Slide 1 - Slide

Werkwijze
Je hebt je iPad en evt. telefoon nodig tijdens deze livestream.
Af en toe krijg je een opdracht die je moet invullen en/of uploaden.

Zorg dat aan het begin van de livestream je schrift en boek open voor je liggen.




Slide 2 - Slide

Lesindeling
Start                absentie
                       vragen leerdoel 1 
Uitleg:               leerdoel 2 (HAVO)
                       leerdoel 3 (HAVO) en leerdoel 2 (VWO)
Werken:            aan de slag 
                       mogelijkheid tot vragen
Afsluiting:          klassikaal




HV1

Slide 3 - Slide

Absentiecontrole




Ben je afwezig zonder een afmelding vooraf, 
dan noteer ik je in magister als afwezig.

Slide 4 - Slide


Zijn er nog vragen over hoofdstuk 5?

Slide 5 - Open question

Ik kan werken met percentages en factoren.
(leerdoel 2)
Succescriteria
Ik kan rekenen met procenten.
Ik weet wat een procent is.
Ik kan werken met kruislings vermenigvuldigen.
Ik kan werken met een factor.





Slide 6 - Slide

Percentage bekend (deel berekenen)
Een percentage kun je ook schrijven als een decimaal getal (factor).

Bijvoorbeeld:         80% = 0,8      
                          2% = 0,02       
                          12,5% = 0,125





factor = percentage : 100
NIEUW = factor x OUD
Deel = factor x geheel

Slide 7 - Slide

Voorbeeldopgave 

30% van de 570 leerlingen speelt een instrument.

Hoeveel leerlingen zijn dit?



Slide 8 - Slide

Voorbeeldopgave 

30% van de 570 leerlingen speelt een instrument.

Hoeveel leerlingen zijn dit?


Stap 1         Factor:    30% = 0,3         Totaal/geheel:   570 leerlingen
Stap 2        deel= 0,3 x geheel  

Slide 9 - Slide

Voorbeeldopgave 

30% van de 570 leerlingen speelt een instrument.

Hoeveel leerlingen zijn dit?


Stap 1         Factor:    30% = 0,3         Totaal/geheel:  570 leerlingen
Stap 2        deel = 0,3 x geheel 
Stap 3        deel = 0,3 x 570 = 171

Slide 10 - Slide

Voorbeeldopgave 

30% van de 570 leerlingen speelt een instrument.

Hoeveel leerlingen zijn dit?


Stap 1         Factor:    30% = 0,3         Totaal/geheel:  570 leerlingen
Stap 2        deel = 0,3 x geheel 
Stap 3        deel = 0,3 x 570 = 171
Stap 4        Dus er zijn 171 leerlingen die een instrument spelen.

Slide 11 - Slide

Voorbeeldopgave

30% van de 570 leerlingen speelt een instrument.

Hoeveel leerlingen zijn dit?


Stap 1         Factor:    30% = 0,3         Totaal/geheel:  570 leerlingen
Stap 2        deel = 0,3 x geheel 
Stap 3        deel = 0,3 x 570 = 171
Stap 4        Dus er zijn 171 leerlingen die een instrument spelen.
Stap 5        10% is ongeveer 60, 30% is ongeveer 60x3=180. 
                Antwoord is logisch en volledig!  

Slide 12 - Slide

Percentage bekend (toename/afname)
Toename van 2%

100% + 2% = 102%            factor = 1,02

DUS bij een toename is de factor altijd groter dan 1!
Afname van 2%

100% - 2% = 98%             factor = 0,98

DUS bij een afname is de factor altijd kleiner dan 1!


Slide 13 - Slide


Ik kan werken met percentages en factoren.
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Ik kan werken met exponentiële groei.


Succescriteria
Ik kan exponentiële groei herkennen.
Ik weet wat een groeifactor is.
Ik weet hoe je bij exponentiële groei de groeifactor berekent.
Ik kan uit een tabel halen of erbij een kwadratische formule 




leerdoel 3 HAVO & leerdoel 2 VWO

Slide 15 - Slide

Groeifactor berekenen
Als er sprake is van exponentiële groei is, 
dan kun je uit de tabel de groeifactor berekenen.  





groeifactor = nieuwe hoeveelheid : oude hoeveelheid




let op
Als je weet dat er sprake is van exponentiële groei, dan hoef je de berekening maar een keer uit te voeren.
Als je moet bewijzen dat er sprake is van exponentiële groei dan moet je alles berekenen.
Tijd (jaren)
0
1
2
3
4
kosten (€)
20 000
15 000
11250
8437,50
6328,13

Slide 16 - Slide

Groeifactor berekenen
Als er sprake is van exponentiële groei is, 
dan kun je uit de tabel de groeifactor berekenen.  










let op
Als je weet dat er sprake is van exponentiële groei, dan hoef je de berekening maar een keer uit te voeren.
Als je moet bewijzen dat er sprake is van exponentiële groei dan moet je alles berekenen.
Tijd (jaren)
0
1
2
3
4
kosten (€)
20 000
15 000
11250
8437,50
6328,13
groeifactor=112508437,50=0,75
groeifactor=2000015000=0,75
groeifactor=1500011250=0,75
groeifactor=8437,506328,13=0,75

Slide 17 - Slide

Groeifactor berekenen
Als er sprake is van exponentiële groei is, 
dan kun je uit de tabel de groeifactor berekenen.  










let op
Als je weet dat er sprake is van exponentiële groei, dan hoef je de berekening maar een keer uit te voeren.
Als je moet bewijzen dat er sprake is van exponentiële groei dan moet je alles berekenen.
Tijd (jaren)
0
1
2
3
4
kosten (€)
20 000
15 000
11250
8437,50
6328,13
groeifactor=112508437,50=0,75
groeifactor=2000015000=0,75
groeifactor=1500011250=0,75
groeifactor=8437,506328,13=0,75
Er is sprake van exponentiële groei.
De groeifactor is 0,75.

Slide 18 - Slide


Ik kan werken met exponentiële groei.
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Aan de slag           HAVO
Moment voor vragen (breakout room) 
Heb je nog vragen over je feedback?
Heb je nog vragen over een bepaalde opgave of uitleg?
Later toch vragen, stel ze dan via de chat van teams.

Zelfstandig aan het werk.
Geen vragen, dan mag je nu verder gaan met de gedeelde lessen in LessonUp.
Zorg dat je je uitwerkingen duidelijk upload, zodat wij feedback kunnen geven op jouw werk.


Slide 20 - Slide

HAVO leerlingen die vragen hebben!
hoofdstuk 5 of leerdoel 1

Slide 21 - Slide

Ik kan werken met percentages en factoren.

Slide 22 - Slide

Hoe los je een wiskunde opgave op? 
Stappenplan
Stap 1:  Voorbereiden (Wat weet je al?)
Stap 2: Aanpak kiezen
Stap 3: Bereken
Stap 4: Antwoord geven
Stap 5: Controle 

Slide 23 - Slide

Voorbeeldopgave 1
Na 20% korting kost een stoel nog 198 euro. 
Hoeveel kost de stoel zonder korting?



Slide 24 - Slide

Voorbeeldopgave 1
Na 20% korting kost een stoel nog 198 euro. 
Hoeveel kost de stoel zonder korting?


Stappenplan
1) Voorbereiding: Wat weet je al? Zichtbaar maken.
2) Aanpak kiezen: hoe kun deze opgave berekenen?

Slide 25 - Slide

Voorbeeld opgave
Na 20% korting kost een stoel nog 198 euro. 
Hoeveel kost de stoel zonder korting?





Stappenplan
1) Voorbereiding: Wat weet je al? Zichtbaar maken.
2) Aanpak kiezen: hoe kun deze opgave berekenen?
Na 20% korting --> 100-20=80  
80% is dus 198 euro

Slide 26 - Slide

Voorbeeld opgave
Na 20% korting kost een stoel nog 198 euro. 
Hoeveel kost de stoel zonder korting?


Stappenplan
3) Bereken 
4) Antwoord geven
timer
2:00

Slide 27 - Slide

Voorbeeld opgave
Na 20% korting kost een stoel nog 198 euro. 
Hoeveel kost de stoel zonder korting?


Stappenplan
3) Bereken 
4) Antwoord geven

Slide 28 - Slide

Voorbeeldopgave
Na 20% korting kost een stoel nog 198 euro. 
Hoeveel kost de stoel zonder korting?



Stappenplan
5) Controle 
Vraag opnieuw lezen. Wat wordt gevraagd? Is het antwoord logisch? Klopt de notatie?
timer
1:00
De prijs was €247,50.

Slide 29 - Slide

BTW
BTW betekent Belasting Toegevoegde Waarde
Vaak is de BTW 21%.

De prijs zonder BTW  noem je "exclusief BTW". 
Exclusief BTW -> 100 % 

De prijs met BTW noem je "inclusief BTW".
Inclusief BTW -> 121 %

Slide 30 - Slide

Percentage bekend (deel berekenen)
Een percentage kun je ook schrijven als een decimaal getal (factor).

Bijvoorbeeld:         80% = 0,8      2% = 0,02       12,5% = 0,125





factor = percentage : 100
NIEUW = factor x OUD
Deel = factor x geheel

Slide 31 - Slide

Voorbeeldopgave 2

30% van de 570 leerlingen speelt een instrument.

Hoeveel leerlingen zijn dit?



Slide 32 - Slide

Voorbeeldopgave 

30% van de 570 leerlingen speelt een instrument.

Hoeveel leerlingen zijn dit?


Stap 1         Factor:    30% = 0,3         Totaal/geheel:   570 leerlingen
Stap 2        deel= 0,3 x geheel  

Slide 33 - Slide

Voorbeeldopgave 

30% van de 570 leerlingen speelt een instrument.

Hoeveel leerlingen zijn dit?


Stap 1         Factor:    30% = 0,3         Totaal/geheel:  570 leerlingen
Stap 2        deel = 0,3 x geheel 
Stap 3        deel = 0,3 x 570 = 171

Slide 34 - Slide

Voorbeeldopgave 

30% van de 570 leerlingen speelt een instrument.

Hoeveel leerlingen zijn dit?


Stap 1         Factor:    30% = 0,3         Totaal/geheel:  570 leerlingen
Stap 2        deel = 0,3 x geheel 
Stap 3        deel = 0,3 x 570 = 171
Stap 4        Dus er zijn 171 leerlingen die een instrument spelen.

Slide 35 - Slide

Voorbeeldopgave

30% van de 570 leerlingen speelt een instrument.

Hoeveel leerlingen zijn dit?


Stap 1         Factor:    30% = 0,3         Totaal/geheel:  570 leerlingen
Stap 2        deel = 0,3 x geheel 
Stap 3        deel = 0,3 x 570 = 171
Stap 4        Dus er zijn 171 leerlingen die een instrument spelen.
Stap 5        10% is ongeveer 60, 30% is ongeveer 60x3=180. 
                Antwoord is logisch en volledig!  

Slide 36 - Slide

Percentage bekend (toename/afname)
Toename van 2%

100% + 2% = 102%            factor = 1,02

DUS bij een toename is de factor altijd groter dan 1!
Afname van 2%

100% - 2% = 98%             factor = 0,98

DUS bij een afname is de factor altijd kleiner dan 1!


Slide 37 - Slide


Ik kan werken met percentages en factoren.
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Poll

Aan de slag
Moment voor vragen (HAVO EN) VWO
Heb je nog vragen over je feedback?
Heb je nog vragen over een bepaalde opgave of uitleg?
Later toch vragen, stel ze dan via de chat van teams.

Zelfstandig aan het werk.
Geen vragen, dan mag je nu verder gaan met de gedeelde lessen in LessonUp.
Zorg dat je je uitwerkingen duidelijk upload, zodat wij feedback kunnen geven op jouw werk.


Slide 39 - Slide

Klassikale afsluiting

Slide 40 - Slide



Een powerbank kost 9 euro exclusief btw. 
Hoeveel kost deze inclusief BTW?
Neem de opgave eerst over en noteer steeds je tussenstappen.
timer
5:00

Slide 41 - Open question

Je hebt geleerd dat .. 

.. woorden vervangen kunnen worden door letters.
.. het keer-teken weggelaten kan worden
.. een getal voor de letter moet komen te staan
  • als er een 1 staat voor de letter, we de 1 weglaten
bedrag = 7 + aantal x 1

b= 7 + a x 1

b = 7 + a1

b = 7 + 1a

b = 7 + a

Slide 42 - Slide

Je hebt geleerd dat .. 

.. woorden vervangen kunnen worden door letters.
.. het keer-teken weggelaten kan worden.
.. een getal voor de letter moet komen te staan
  • als er een 1 staat voor de letter, we de 1 weglaten
bedrag = 7 + aantal x 1

b= 7 + a x 1

b = 7 + a1

b = 7 + 1a

b = 7 + a

Slide 43 - Slide

Je hebt geleerd dat .. 

.. woorden vervangen kunnen worden door letters.
.. het keer-teken weggelaten kan worden.
.. een getal altijd voor de letter moet komen te staan.
  • als er een 1 staat voor de letter, we de 1 weglaten
bedrag = 7 + aantal x 1

b= 7 + a x 1

b = 7 + a1

b = 7 + 1a

b = 7 + a

Slide 44 - Slide

Je hebt geleerd dat .. 

.. woorden vervangen kunnen worden door letters.
.. het keer-teken weggelaten kan worden.
.. een getal altijd voor de letter moet komen te staan.
.. als er een 1 staat voor de letter, we de 1 weglaten.
bedrag = 7 + aantal x 1

b= 7 + a x 1

b = 7 + a1

b = 7 + 1a

b = 7 + a

Slide 45 - Slide