Wat? -> maken 2.2: 19, 21 t/m 24, 26 t/m 29, 31 t/m 33, 36 t/m 40
Waar? -> In je ruitjesschrift / in je werkboek (dingen omcirkelen)
Wanneer? -> Deze les. Alles wat niet af is, is huiswerk voor maandag 3 oktober
Wat heb je nodig? -> Pen, rekenmachine
Klaar? Nakijken.