This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Proefwerk spelling hfst 4-6
Vrijdag 19 april
Leren blz. 124, 126, 154, 156, 184, 186
Extra oefenen: zie je oefeningen planner
Moeilijke spellingwoorden (zie lijst in Magister)
Slide 1 - Slide
Spelling
Tussenletters in samenstellingen
Slide 2 - Slide
Leerdoel
Je weet welke regels je moet toepassen bij tussenletters in samenstellingen.
Slide 3 - Slide
Maak nieuwe woorden: 1: fiets, deur, slag, lees, schoenen, eiken 2: plank, doos, boom, klink, bel
Slide 4 - Open question
Samenstelling
Als je twee woorden aan elkaar plakt, maak je een samenstelling: school + boek = schoolboek.
Slide 5 - Slide
Wanneer komt er een -(e)n-?
Als het eerste deel van een samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud op -en heeft, schrijf je -en- tussen de woorden. boekenbon paardenstal tomatensoep
Slide 6 - Slide
Is het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord?
nee?
ja?
schrijf -e
platteland
huilebalk
heeft het eerste deel een mv op -s?
nee?
schrijf -en:
lampenkap
koekenpan
ja?
schrijf -e
gedachtegang
aspergesoep
Slide 7 - Slide
Wanneer geen extra -n? 1/2
Als het eerste deel van de samenstelling geen meervoud heeft. gerstebier
Als het eerste deel van de samenstelling ook een meervoud op -s heeft. groentewinkel
Het eerste deel van de samenstelling verwijst naar iets waar er maar één van is. maneschijn
Slide 8 - Slide
Wanneer geen extra -n? 2/2
Als het eerste deel geen zelfstandig naamwoord is. armelui
Het eerste deel een bijvoeglijk naamwoord versterkt. beresterk
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
Wanneer moet je een -s toevoegen?
Als je in een samenstelling een -s- hoort, dan schrijf je die ook.
Soms begint het tweede deel van de samenstelling met een s-klank. Vervang dan het tweede deel door een ander woord dat niet met een s-klank begint. oorlogsschip - oorlogsbuit hoofdstraat - hoofddoek
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Video
peer+sap
A
peersap
B
perensap
C
peresap
Slide 13 - Quiz
Breken+been
A
breekbeen
B
brekenbeen
C
brekebeen
Slide 14 - Quiz
hebben+ding
A
hebbeding
B
hebbending
C
hebding
Slide 15 - Quiz
arm+lui
A
armelui
B
armenlui
C
armlui
Slide 16 - Quiz
zon+stelsel
A
zonnestelsel
B
zonnenstelsel
C
zonstelsel
Slide 17 - Quiz
station+plein
A
stationplein
B
stationsplein
Slide 18 - Quiz
mening+verschil
A
meningverschil
B
meningsverschil
Slide 19 - Quiz
meisje+fiets
A
meisjefiets
B
meisjesfiets
Slide 20 - Quiz
zaak+man
A
zaakman
B
zakeman
C
zakenman
Slide 21 - Quiz
kat+bak
A
katbak
B
kattebak
C
kattenbak
D
kattensbak
Slide 22 - Quiz
Seconde+wijzer
Slide 23 - Open question
Bejaarde+flat
Slide 24 - Open question
tarwe+bloem
Slide 25 - Open question
Aan het werk (blz. 124-125)
havo: opdracht 1 t/m 4 (daarna nakijken met nakijkblad)
vwo: opdracht 1, 3, 4, 6 (daarna nakijken met nakijkblad)