5.3 en 5.4 herhalen

WELKOM 
Welkom bij 
Biologie 
Mevr.
1C
Donderdag 16 mei 2024
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

WELKOM 
Welkom bij 
Biologie 
Mevr.
1C
Donderdag 16 mei 2024

Slide 1 - Slide

5.3 - Horen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Geluiden zijn trillingen van de lucht

Slide 4 - Slide

!!!!!

Slide 5 - Slide

Geluiden vanaf 80 decibel kunnen leiden tot gehoorschade!

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Slide

oorschelp
1
gehoorgang
2
trommelvlies
4
oorsmeerkliertjes
3
gehoorbeentjes
5
slakkenhuis
6
gehoorzenuwen
7
buis van Eustachius
8

Slide 9 - Slide

Hoe komt het geluid bij de hersenen?
Geluid:  
Geluid is een trilling van de lucht.
 
Oorschelpen:
De oorschelp vangt de geluidstrillingen op

Geluidstrillingen: laten het trommelvlies trillen en gaan ook  de gehoorbeentjes trillen

Slide 10 - Slide

Gehoorbeentjes: 
geven de trillingen weer door aan het slakkenhuis

Slakkenhuis:
-in het slakkenhuis worden van de trillingen berichten gemaakt
-de berichten gaan daarna door de gehoorzenuw naar de hersenen

  

Slide 11 - Slide

De berichten: gaan daarna door de gehoorzenuw naar de hersenen

Hersenen: 
-in je hersenen worden de berichten verwerkt.
-dan pas weet je welk geluid je hoort

Slide 12 - Slide

Waar dient de oorschelp voor?
A
voor het laten trillen van het trommelvlies
B
om het geluid op te vangen

Slide 13 - Quiz

Vanaf welke decibelhoogte kan er gehoorschade optreden?
A
50
B
60
C
70
D
80

Slide 14 - Quiz

Hoe noemen we het volume van geluid?
A
meter
B
Db
C
dm
D
cm

Slide 15 - Quiz

Waar dient oorsmeer voor?
A
schoonhouden van oor
B
soepel houden van trommelvlies

Slide 16 - Quiz

Waar zit het gehoorzintuig in?
A
trommelvlies
B
slakkenhuis
C
gehoorbeentjes
D
gehoorgang

Slide 17 - Quiz

De buis van Eustachius verbindt de trommelholte met...........
A
keelholte
B
gehoorgang
C
neusholte

Slide 18 - Quiz

5.4 - Zien

Slide 19 - Slide

Bouw van het oog: buitenkant
Bescherming oog door:


Oogkas

Slide 20 - Slide

Buitenkant van het oog
Oogbol:
  • Iris (gekleurde deel van het oog) 
  • Pupil (zwarte rondje in de iris)
  • Oogwit of harde oogvlies (ligt om de iris heen)
  • Wenkbrauw, ooglid, wimpers bescherming (zweet/stof)
  • Traanklier maken traanvocht om oog vochtig te houden (tegen uitdroging en stofjes wegspoelen) 
  • Traanbuis vocht afvoeren
  • Als je huilt stromen je traanbuisjes over en tranen rollen dan over je wangen 
  • Waarom snotter je als je huilt?

Slide 21 - Slide

Oogspieren
• Oogbollen zitten met spieren
vast aan de oogkassen. 
• Dankzij deze oogspieren kun je je oog
alle kanten opdraaien 
• Oogkassen zijn opgevuld met
vetweefsel, dit vet vormt een
stootbuffer voor de oogbollen 

Slide 22 - Slide

Delen van het oog en de functie
-Harde oogvlies: beschermt het binnenste van het oog
-Iris: gekleurde deel van het oog
-Pupil: opening in de iris, bepaalt hoeveel licht in je ook komt
-Hoornvlies: doorzichtig beschermt de iris en de pupil
-Oogspieren: draaien het oog in de goede richting, maken beweging van het oog mogelijk in verschillende richtingen
-Glasachtig lichaam: doorzichtige massa in het oog
-Oogzenuw: impulsen doorgeven aan de hersenen

Slide 23 - Slide

Pupilreflex
Bescherming oog: te weinig of teveel licht

Samentrekken 
  • Lengtespiertjes: pupil groter
  • Kringspiertjes: pupil kleiner

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Het netvlies 
Functie: Het licht omzetten in een impuls.

Gele vlek:
  • Licht op het netvlies
  • Heel veel zintuigcellen
  • Hier zie je het meest scherp mee
Blinde vlek:
  • Op het netvlies 
  • Oogzenuw gaat hier het oog uit!
  • Geen zintuigcellen
  • Je ziet hier dus niets

Slide 26 - Slide

In het vaatvlies bevinden zich de bloedvaatjes
Functie: vervoeren voedingsstoffen en zuurstof naar je oog.

 Het vaatvlies loopt door over het harde oogvlies. Daarom zie je op je oogwit ook bloedvaten liggen.

Slide 27 - Slide

De reis van licht
  1. Licht dat op de boom valt, wordt teruggekaatst
  2. Teruggekaatste licht komt via het hoornvlies en de pupil je oog binnen
  3. De lens maakt een scherp beeld op het netvlies 
  4. De zintuigcellen in het netvlies vangen de lichtprikkels > impulsen
  5. Die impulsen gaan door de oogzenuw naar de hersenen (daar word je je bewust van wat je ziet) 

Slide 28 - Slide

Langs welke onderdelen schijnt het licht als het in het oog valt?  Zet ze in de goede volgorde.
lens  
hoornvlies
netvlies 
pupil

Slide 29 - Drag question

Slechtziendheid
1. Iemand die verziend is kan van dichtbij niet scherp zien en van ver juist wel goed.


2. Iemand die bijziend is kan ver weg niet scherp zien en van dichtbij juist wel goed.

 

Slide 30 - Slide

Zijn er vragen?
Zijn er vragen?

Slide 31 - Slide