Woorden in context 2 ( les 2)

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Start stap 7!

Hoe afronden:
1. Zakelijke brief aan Mark Kwakman, directeur Bornegocollege (over jouw ideale school)
2. Woordenschattoets ( woorden uit stap  2 + 7)

Slide 2 - Slide

Doelen
Ik weet wanneer je een zakelijke brief moet schrijven
Ik ken het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik
Ik ken verschillende aspecten van de zakelijke brief

Slide 3 - Slide

In de volgende gevallen schrijf je een zakelijke brief
A
sollicitatie, brief naar een familielid, klacht
B
klacht, sollicitatie, informatie inwinnen

Slide 4 - Quiz

DE HANDTEKENING HOEF JE TEGENWOORDIG NIET MEER TE PLAATSEN
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 5 - Quiz

Wie is de geadresseerde?
A
Degene aan wie je de brief schrijft.
B
Degene die de brief schrijft.

Slide 6 - Quiz

Kies de juiste schrijfwijze voor de plaats en de datum in een zakelijke brief
A
Amsterdam 2 november 2016
B
Amsterdam, 2 November 2016
C
Amsterdam, 2 november 2016
D
Amsterdam, 2-11-2016

Slide 7 - Quiz

Kies de juiste aanhef als je de geadresseerde niet kent
A
Geachte heer mevrouw,
B
Geachte heren en mevrouwen
C
Geachte heer, mevrouw,
D
Geachte heer/mevrouw,

Slide 8 - Quiz

De eerste zin van de brief begint met een hoofdletter.
A
Niet waar, de aanhef eindigt met een komma en daarna krijg je nooit een hoofdletter.
B
Waar. In de zakelijke brief begint de eerste zin toch met een hoofdletter.

Slide 9 - Quiz

In de tekst van een zakelijke brief gebruik je geen alinea’s.
A
Waar: je schrijft alles achter elkaar zonder witregels.
B
Niet waar: je gebruikt 3 alinea’s: inleiding , middenstuk en een slot.

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste schrijfwijze voor de slotformule
A
Met Vriendelijke Groet,
B
Met vriendelijke groet,
C
Met vriendelijke groet
D
Met vriendelijke groeten,

Slide 11 - Quiz

In een zakelijke brief gebruik je formele taal.
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 12 - Quiz

HAVO: Ik heb de woordenlijst van tekst 1 van stap 7 gemaakt (BLOK 1)
Ja
Nee

Slide 13 - Poll

Aan de slag
Open je ibook + modulewijzer (stap 7)
Ga aan de slag met blok 2 (tekst 2)
Maak een woordenlijst

Huiswerk deze week: blok 2 af, begin maken met blok 3

Slide 14 - Slide