les 4: 5.3 grammatica ontleden

les 4:
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with text slides.

Items in this lesson

les 4:

Slide 1 - Slide

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- boek, schrift en leesboek op tafel



timer
0:30

Slide 2 - Slide

Lezen
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Huiswerk nakijken en bespreken

Slide 4 - Slide

Lesdoelen 
- Ik kan de volgende zinsdelen in een zin benoemen:
pv, wwg, ond, lv, mv, bwb 
blok 5, grammatica, §5.3, blz. 234

Slide 5 - Slide

2.5: grammatica
korte terugblik
Welke woordsoorten moeten we kunnen benoemen? 



Geef van de onderstreepte woorden aan welke woordsoort het is:

Op een zwoele zomeravond zijn we gaan barbecueën.
De docent gaf de hele klas een voldoende voor het verslag. 
Ik breng de verse sushi nu naar tafel vier.
In de supermarkt heb ik een gratis stickerboek gekregen

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Herhaling {WWG}
wwg = alle werkwoorden in de zin achter elkaar zetten. 1 hiervan is de PV en krijgt een eigen teken. 

- woordjes als 'te' horen erbij. 
- let op splitsbare werkwoorden! 
Zoals opgeven - ik geef niet zomaar op - wwg = geef op



Slide 8 - Slide

schrijf het wwg van de volgende zinnen in je schrift

Mijn zieke buurvrouw ligt al de hele week op bed. 
De hond ligt lekker op de bank te slapen.
Geef jij de cola even door?
De spieren van je ogen werken altijd samen.

Slide 9 - Slide

herhaling (OND)
1. zoek het wwg
2. vraag: wie/wat + wwg

Voorbeeld:
De juf geeft de kinderen een dictee
wwg = geeft
vraag: wie geeft?
Antwoord: de juf = onderwerp




Slide 10 - Slide

schrijf het ond van de volgende zinnen in je schrift
De nieuwsgierige kapper heeft altijd de laatste roddels. 


Het paard van de buurman staat te grazen. 

Slide 11 - Slide

Herhaling lv
1. zoek het wwg
2. vraag: wie/wat + wwg om het ond te vinden. 
3. vraag: wie/wat + wwg + ond; Het antwoord is het lv.

voorbeeld:
Die jongen gaf zijn moeder een bosje bloemen. 
wwg = gaf
ond = (wie gaf?) de jongen
lv = wat gaf de jongen?
antwoord = een bosje bloemen = lv


Het lijdend voorwerp is degene die of datgene wat de werking van het werkwoord direct ondergaat.

Slide 12 - Slide

schrijf het lv van de volgende zinnen in je schrift
De conducteur knipt alle kaartjes.
Over een paar jaar vieren wij feest.
Mijn motor rijdt wel 150 kilometer per uur. 
De bakker bakt het allerlekkerste brood. 

Slide 13 - Slide

Herhaling mv
1. zoek het wwg
2. zoek het ond.           (wie of wat + wwg)
3. zoek het lv                 (wie of wat + wwg + ond)
Zit er een lv in, dan kijk je ook of er een mv inzit met de vraag

aan wie/ voor wie + wwg + ond + lv?

voorbeeld: 
Tom geeft Jeroen een duw.                         
wwg: geeft                                                           lv: duw
ond: Tom                                                               mv: aan wie geeft Tom een duw? Antwoord: Jeroen = mv


Slide 14 - Slide

schrijf het mv van de volgende zinnen in je schrift
Ik geef een boek aan mijn beste vriendin.

De dokter geeft mijn zus een prik.


Je moet hem wel zijn boek teruggeven.

Slide 15 - Slide

herhaling bwb
Een bijwoordelijke bepaling is een zinsdeel dat je iets vertelt over tijd, plaats, richting, reden, hoeveelheid. Het geeft antwoord op de vragen wanneer, waar, waarheen, waarom, hoe, hoeveel.
voorbeeld
Henk maakt een potje van klei.
wwg: maakt
ond: Henk
lv: een potje
mv: x
bwb: Waarvan maakt Henk een potje? - antwoord: van klei = bwb

Slide 16 - Slide

bwb
bepaling van tijd (wanneer?)
bepaling van plaats (waar?)
bepaling van richting (waarheen?)
bepaling van reden (waarom?)
bepaling van hoedanigheid (hoe?)
bepaling van hoeveelheid (hoeveel?)

Slide 17 - Slide

schrijf het bwb van de volgende zinnen in je schrift
1. Morgen gaan we naar de film. 

2. Mijn nichtje speelt in de tuin. 

3. Henk maakt een potje van klei.


Slide 18 - Slide

Aan het werk
blok 5, grammatica, §5.3, opdracht 6, 8, 9, 10

klaar? woorden oefen op studygo of lezen in je leesboek
niet klaar? dan is dit je huiswerk

Slide 19 - Slide

afsluiting 
Waar heb je met betrekking tot ontleden nog behoefte aan?

Slide 20 - Slide

Huiswerk
blok 5, grammatica, §5.3, opdracht 6, 8, 9, 10

Slide 21 - Slide