Voorzetsel (vz):
- Staat meestal voor een zelfstandig naamwoord.
- Geeft vaak plaats (in, op, naast, uit), tijd (in, tijdens) of reden (door, vanwege) aan.
- Kan ook achter een zelfstandig naamwoord staan, dan geeft het meestal de richting aan (de brug over).
- Komen vaak voor in uitdrukkingen: iets onder de knie hebben.