Tegenwoordig deelwoord (td)
Je komt het op veel manieren tegen:
1. Wat is hier gaande? Ik ben zoekende naar een woning.2. Zuchtend liet de ober zich op een stoel zakken.
3. Ik hoorde de auto met gierende banden wegrijden. (bijv nw)
4. Jacques had slaande ruzie met zijn vriendin. (bijv nw)
5. Er zijn nog vijf wachtenden voor u. (zelfstandig naamwoord)