Spelling 5.9 tegenwoordig deelwoord

§ 5.9 Spelling
Tegenwoordig of onvoltooid deelwoord
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

§ 5.9 Spelling
Tegenwoordig of onvoltooid deelwoord

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Aan het eind van de les ...
... weet je hoe je een tegenwoordig deelwoord spelt

Slide 2 - Slide

Tegenwoordig deelwoord (td)
Een tegenwoordig deelwoord (of onvoltooid deelwoord) 
geeft aan dat een handeling nog bezig is.
je vormt het td altijd zo: hele werkwoord + d(e)

fluiten - fluitend: Fluitend loopt hij door de straat.
lachen - lachend: Lachend komen de kinderen het lokaal binnen.

Slide 3 - Slide

Tegenwoordig deelwoord (td)
Je komt het op veel  manieren tegen:

1. Wat is hier gaande? Ik ben zoekende naar een woning.
2. Zuchtend liet de ober zich op een stoel zakken.
3. Ik hoorde de auto met gierende banden wegrijden. (bijv nw)
4. Jacques had slaande ruzie met zijn vriendin. (bijv nw)
5. Er zijn nog vijf wachtenden voor u. (zelfstandig naamwoord)

Slide 4 - Slide

Vul in (schreeuwen)
... kwam mijn moeder naar beneden.

Slide 5 - Open question

Al (hinkelen)
... haalde ik het huis van mijn oma.

Slide 6 - Open question

De (vervelen)
... leerling werd in de hoek gezet.

Slide 7 - Open question

Je moet geen (slapen)
... honden wakker maken.

Slide 8 - Open question

Zij voelt zich als milieuactiviste soms als een... (roepen) in de woestijn.

Slide 9 - Open question

Aan de slag
maak opdracht 1 t/m 4

Slide 10 - Slide