Ga op onderzoek met je groepje uit hoe het komt dat sommige dingen blijven drijven en andere dingen zinken.
Schrijf op je werkblad op wat je hebt gevonden op internet.
Slide 5 - Slide
Proefje
Onderzoek in groepjes van 4
Per groepje: een bak water, een invulblad, potlood, punaise, paperclip, elastiek, klein elastiek en een spons.
Maak een voorspelling, wat blijft drijven en wat gaat zinken?
Test het om de beurt uit!
Slide 6 - Slide
Uitvoeren
Nu je meer hebt opgezocht over drijven en zinken ga je met je groepje proberen om een bootje te maken van aluminiumfolie. Het bootje moet minimaal 2 theelichtjes kunnen houden. Je mag de schaaltjes die voorin de klas staan gebruiken.
Een voorwerp drijft in het water als de dichtheid van de vloeistof groter is dan de dichtheid van het voorwerp. Als de dichtheid van het voorwerp groter is dan die van de vloeistof, dan zal het voorwerp zinken. Als de dichtheden precies gelijk zijn, zal het voorwerp zweven.
Slide 9 - Slide
Drijven, zinken, zweven
Stoffen met een kleinere dichtheid drijven
Stoffen met een grotere dichtheid zinken
Stoffen met gelijke dichtheid zweven
Slide 10 - Slide
Dichtheid
Dichtheid = Het vaste gewicht (de massa) van een stof per bepaalde grootte. De dichtheid van een voorwerp heeft te maken hoeveel massa (gewicht) het voorwerp heeft.