Onder
Stalin nam de onderdrukking van individuele vrijheid nog meer toe.
Hij probeerde zijn macht te behouden door angst te zaaien. Niemand was zijn leven zeker in de buurt van Stalin.
Tegenstanders, maar ook willekeurige mensen beschuldigde hij ervan de revolutie tegen te werken. Sommige van hen verschenen nog voor een rechtbank, waar een schijnproces hen veroordeelde.
De meeste mensen verdwenen gewoon, of vermoord of naar een strafkamp gestuurd.
De onderdrukking bereikte zijn hoogtepunt tijdens de Grote Terreur (1936-1938). Tot wel een miljoen mensen werden in die periode vermoord of naar een kamp gestuurd.