This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Oefentoets hoofdstuk 1 tm 3
Media
Slide 1 - Slide
1. Wat zijn de 4 kenmerken van een maatschappelijk probleem
Slide 2 - Open question
Waar gaan de verschillende invalshoeken over?
Maak de goede combinaties.
Politiek-juridische invalshoek
`Sociaal-economische invalshoek
`Sociaal-culturele invalshoek
Veranderings- en vergelijkende invalshoek
Alles dat te maken heeft met wetten en regels.
Heeft te maken met geld en hoe dit verdeeld wordt.
Welke cultuur, waarden, normen en meningen er zijn.
Problemen veranderingen in tijd en plaats
Slide 3 - Drag question
3. Welke twee voorbeelden horen bij het begrip non-verbale communicatie?
Verbaal: gesproken en geschreven woorden'
non verbaal: alle andere vormen van communicatie
A
Gebarentaal en symbolen.
B
appen en verkeersborden.
C
Foto’s en krantenartikelen.
D
Boeken en schilderijen.
Slide 4 - Quiz
4. Wat is geen voorbeeld van eenzijdige communicatie?
Bij eenzijdige communicatie ben je alleen ontvanger. Je kan niet direct reageren. Bij twee zijdige communicatie kan je wel direct reageren op de boodschap.
A
Netflix serie
B
Een telefoongesprek.
C
Een boek.
D
Een toespraak door de minister president
Slide 5 - Quiz
5. Je vindt ……………. vaak in een kwaliteitskrant, maar minder vaak in een populaire krant. Welk nieuws is hier weggelaten?
Kwaliteitskranten brengen vaak politiek en economisch nieuws en de achtergronden bij het nieuws. Populaire kranten vaak sport, amusement, criminaliteit.
A
sportnieuws.
B
nieuws over criminaliteit.
C
politiek nieuws.
D
amusementsnieuws.
Slide 6 - Quiz
6. Commerciële omroepen hebben leden. Ze hebben een minimaal aantal leden nodig om programma's te mogen uitzenden.
Publieke omroepen hebben leden nodig zoals beschreven in de media wet. commerciele omroepen niet
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quiz
7. Er zijn commerciële omroepen en publieke omroepen. Wat is het belangrijkste verschil?
Publieke omroepen:
A
hebben als doel geld te verdienen.
B
krijgen al hun geld uit reclame-inkomsten.
C
ontvangen geld van de overheid.
D
zenden geen reclame uit.
Slide 8 - Quiz
8. Je kiest zelf wat je wilt zien en wilt horen. Welk begrip hoort hierbij?
A
filterbubbel
B
selectieve waarneming
C
algoritmes
D
on-demand economie
Slide 9 - Quiz
9. Stel, je bekijkt uit interesse een aantal filmpjes over de Amerikaanse president Trump. Je krijgt daarna alleen nog maar suggesties voor filmpjes die ook over Trump gaan. Hoe wordt dit ook wel genoemd?
Doordat er allerleid data wordt verzameld worden kan men door het gebruik van algortitmes zien waar jou interesse ligt. Dan worden er vooral dat soort berichten aangeboden en hierdoor kom je in een filterbubbel.
A
filterbubbel
B
selectieve waarneming
C
massacommunicatie
D
on-demand economie
Slide 10 - Quiz
10. Een groep mensen met gemeenschappelijke kenmerken. welk begrip past hierbij.
A
redactie
B
sociale media
C
medium
D
doelgroep
Slide 11 - Quiz
11. media hebben verschillende functies. Soms leer je bewust of onbewust iets van een programma. Welke functie herken je hierin?
Educatie = leren
A
informatieve functie
B
educatieve functie
C
opiniërende functie
D
amuserende functie
Slide 12 - Quiz
12. Door de media te volgen kun je je eigen mening vormen over maatschappelijke onderwerpen. Welke functie herken je hierin?
De opinierende functie is hetzelfde als de meningsvormende functie. Opine = mening
A
informatieve functie
B
educatieve functie
C
opiniërende functie
D
amuserende functie
Slide 13 - Quiz
13. Er worden spotjes op radio en tv uitgezonden waarbij het doel is bepaald gedrag aan te leren. (zoals niet appen, niet met drank achter het stuur, niet schelden enz). Welke functie van de media herken je hier?
De socialiserende functie is hetzelfde als de functie van cultuur overdracht, je leert bepaalde waarden en normen door de media
A
controle- of waakhondfunctie
B
socialiserende functie
C
pluriformiteit
D
politieke agenda
Slide 14 - Quiz
14. De media zorgt ervoor dat er gepraat en geschreven wordt over de onderwerpen die wij belangrijk vinden. Daardoor weet de politiek wat er speelt onder de mensen. Dit is de ..........van de media
Agenda functie: de media schrijft over de maatschappelijke problemen waar wij last van hebben. Daardoor weet de politiek wat wij willen en vinden.
Informerende functie: de media informeert ons over de plannen van de politiek