Herkennen van voorzetsels
Als je twijfelt of iets een voorzetsel is, volg je deze stappen:
1) Hoort het voorzetsel bij een scheidbaar werkwoord?
(bijv. 'Hij praatte mij even bij. > 'bij' hoort bij 'bijpraten'. 'Bij' is hier geen vz!
Zo ja: dan is dit geen voorzetsel maar deel van het zww!
2) Kun je achter het voorzetsel 'het feest' of 'de kast' zetten? (Of 'de vakantie' en 'het kooitje')
(bijv. 'Hij praatte mij bij over de situatie' > 'over' het feest/ 'over' de kast:)
Zo ja, dan is het een voorzetsel!
3) Stap 2 werkt niet bij alle voorzetsels: 'te' en 'per' zijn bijvoorbeeld ook voorzetsels!