Grammatica zinsdelen H3 (do les 2)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui
  • je leerwerkboek
  • je iPad (Log alvast in )


1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui
  • je leerwerkboek
  • je iPad (Log alvast in )


Slide 1 - Slide

Planning
  • herhaling 3.7 grammatica: wat weet je al?
  • werkmoment 
  • afsluiten van de les


Slide 2 - Slide

Einde van paragraaf 3.7
Je kunt:
  • zinnen ontleden tot en met bwb (pagina 241 schema)
  • lijdende en bedrijvende vorm herkennen/ gebruiken

Slide 3 - Slide

Wat verandert er als een bedrijvende zin lijdend wordt gemaakt?
A
lv wordt o
B
o wordt lv
C
o wordt door-bepaling
D
lv wordt door-bepaling

Slide 4 - Quiz

De leerlingen hebben
hun huiswerk gemaakt.
A
bedrijvende vorm
B
lijdende vorm

Slide 5 - Quiz

De leerlingen worden beloond voor het harde werken.
A
bedrijvend
B
lijdend

Slide 6 - Quiz

Veel docenten gebruiken tegenwoordig een digibord.
LV in deze zin is:
A
veel docenten
B
een digibord
C
tegenwoordig
D
LV zit er niet in

Slide 7 - Quiz

De voorkeur wordt gegeven aan digitale methodes.
MV in deze zin =
A
De voorkeur
B
wordt gegeven
C
aan digitale methodes
D
MV zit er niet in

Slide 8 - Quiz

Lijdende vorm
  1. Het onderwerp doet zelf niets, ondergaat het.
  2. Er staat een door-bepaling in (of erbij denken).
  3.  De zin heeft een hww (worden of zijn) en een voltooid deelwoord.

De hond | wordt | uitgelaten | door Jara.

Slide 9 - Slide

Wanneer lijdende vorm? p. 210
  • Als de persoon onbekend is of als het duidelijk is.
De relschoppers werden direct gearresteerd. (door de politie).
  • Als je de handelende persoon niet wilt noemen.
In die klas wordt veel geroddeld. (ik zeg niet door wie).
  • Als je wilt afwisselen in je tekst.

Er wordt veel geroddeld. Er hoef je niet te benoemen.

Slide 10 - Slide

Zinnen veranderen
Bedrijvende vorm        NAAR         Lijdende vorm
1. Lijdend voorwerp                          onderwerp
2. persoonsvorm                               worden/werden + voltooid dw
                                                                   zijn/waren + voltooid deelwoord
3. onderwerp                                       door-bepaling (bwb)

Slide 11 - Slide

Werkmoment
  • Maak van 3.7: 1 tot en met 11 (opdracht 2, 9 en 10 doen we niet).
  • Dit is komende maandag einde van de les af.
  • Advies: vind je ontleden lastig? Werk dan in het leerwerkboek en kijk na via Teams.
HW was: 3.5: 1 tot en met 17 
(2, 5, 14, 15 en 16 niet)

Slide 12 - Slide

Afsluiting
  • We gaan verder met 3.7 Grammatica zinsdelen.

Slide 13 - Slide

Stappenplan ontleden p. 233
  1. Onderstreep de pv => zet zin andere tijd
  2. Zet zinsdeelstrepen => deel zo groot mogelijk voor pv
  3. Benoem wg of ng => wg: onderwerp doet iets => zww                                                    => ng: onderwerp is iets => kww+aanvulling
  4. Benoem o => wie/wat + gezegde?
  5. Benoem lv => wie/wat + wg + o? (dus niet bij ng)
  6. Benoem mv => aan/voor wie/wat + gezegde + o + lv?
o en lv starten nooit met vz

Slide 14 - Slide