Grammatica 3.7 bedrijvend en lijdend (les 8 t/m 10)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui
  • je leerwerkboek
  • je iPad (dicht)


1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui
  • je leerwerkboek
  • je iPad (dicht)


Slide 1 - Slide

timer
10:00

Slide 2 - Slide

Planning
  • Leerdoelen grammatica 3.7
  • Uitleg theorie
  • Werkmoment
  • Vooruitblik
Les 8

Slide 3 - Slide

Einde van paragraaf 3.7
Sommige van mijn klasgenoten leren de toets met hun smartphone op de achtergrond.

De toets wordt door sommige van mijn klasgenoten met hun smartphone op de achtergrond geleerd.

Slide 4 - Slide

Verschil?
Sommige van mijn klasgenoten (o)  | leren (wg) | de toets (lv) | met hun smartphone op de achtergrond (bwb). 

De toets (o) | wordt (wg) | door sommige van mijn klasgenoten (bwb)| met hun smartphone op de achtergrond (bwb) | geleerd (wg).

Slide 5 - Slide

Verschil?
Sommige van mijn klasgenoten (o)  | leren (wg) | de toets (lv) | met hun smartphone op de achtergrond (bwb). BEDRIJVEND

De toets (o) | wordt (wg) | door sommige van mijn klasgenoten (bwb)| met hun smartphone op de achtergrond (bwb) | geleerd (wg). LIJDEND

Slide 6 - Slide

bedrijvende en lijdende vorm
Zinnen hebben twee vormen: de bedrijvende en de lijdende vorm. 
In de bedrijvende vorm verricht het onderwerp de handeling in de zin; het onderwerp is bedrijvig/ actief.
In de lijdende vorm ondergaat het onderwerp iets; het onderwerp lijdt/ passief.

Slide 7 - Slide

Bedrijvende vorm
Jara| laat | de hond | uit
  • Jara is het onderwerp
  • Jara doet iets in deze zin: Ze laat de hond uit
  • Bedrijvend of actief


Slide 8 - Slide

Lijdende vorm
De hond| wordt | door Jara | uitgelaten.
  • De hond is het onderwerp
  • De hond ondergaat iets: hij wordt uitgelaten.
  • Lijdend of passief
door-bepaling: wie iets doet (bwb)

Slide 9 - Slide

Bedrijvende vorm (actief)

  • Onderwerp doet iets.
Lijdende vorm (passief)

  • O ondergaat iets.
  • Door-bepaling / denken
  • Vorm van worden (hww) + vd bij onvoltooide tijd.
  • Vorm van zijn (hww) + vd bij voltooide tijd.

Slide 10 - Slide

Zinnen veranderen
Bedrijvende vorm        NAAR         Lijdende vorm
1. Lijdend voorwerp                    onderwerp
2. persoonsvorm                         worden/werden + vd (onvoltooid)
                                                             zijn/waren + voltooid dw (voltooid)
3. onderwerp                                 door-bepaling (bwb)

Slide 11 - Slide

Maken
Paragraaf 3.7
  • Werk in je leerwerkboek.
  • Kijk zelf na.
  • Opdracht les 1: 1, 3 en 4
  • Vragen?
  • Ga verder met de weektaak, zie Magister.


Slide 12 - Slide

Vooruitblik
  • Les 2: Wanneer gebruik je deze vorm?
  • Les 3: Testje werkwoordspelling. 

Slide 13 - Slide

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui
  • je leerwerkboek
  • je iPad (dicht)


Slide 14 - Slide

timer
10:00

Slide 15 - Slide

Planning
  • Wat weet je al?
  • Uitleg theorie deel 2
  • Werkmoment
  • Vooruitblik
Les 9

Slide 16 - Slide

Wat verandert er als een bedrijvende zin lijdend wordt gemaakt?
A
lv wordt o
B
o wordt lv
C
o wordt door-bepaling
D
lv wordt door-bepaling

Slide 17 - Quiz

De leerlingen hebben
hun huiswerk gemaakt.
A
bedrijvende vorm
B
lijdende vorm

Slide 18 - Quiz

De leerlingen worden beloond voor het harde werken.
A
bedrijvend
B
lijdend

Slide 19 - Quiz

Veel docenten gebruiken tegenwoordig een digibord.
LV in deze zin is:
A
veel docenten
B
een digibord
C
tegenwoordig
D
LV zit er niet in

Slide 20 - Quiz

De voorkeur wordt gegeven aan digitale methodes.
LV in deze zin =
A
De voorkeur
B
wordt gegeven
C
aan digitale methodes
D
LV zit er niet in

Slide 21 - Quiz

Lijdende vorm
  1. Het onderwerp doet zelf niets, ondergaat het.
  2. Er staat een door-bepaling in (of erbij denken). Geen LV
  3.  De zin heeft een hww (worden of zijn) en een voltooid deelwoord.

De hond | wordt | uitgelaten | door Jara.

Slide 22 - Slide

Wanneer lijdende vorm? p. 211
  • Als de persoon onbekend is of als het duidelijk is.
De relschoppers werden direct gearresteerd. (door de politie).
  • Als je de handelende persoon niet wilt noemen.
In die klas wordt veel geroddeld. (ik zeg niet door wie).
  • Als je wilt afwisselen in je tekst.

Er wordt veel geroddeld. Er hoef je niet te benoemen.

Slide 23 - Slide

Maken
Paragraaf 3.7
  • Werk in je leerwerkboek.
  • Kijk zelf na.
  • Opdracht les 1: 1, 3 en 4 af?
  • Opdracht les 2: 5, 6 en 7
  • Ga verder met de weektaak, zie Magister.


Slide 24 - Slide

Vooruitblik
  • Les 3: Testje werkwoordspelling. 
  • Weektaak afronden.

Slide 25 - Slide

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui
  • je leerwerkboek
  • je iPad (dicht)


Slide 26 - Slide

timer
10:00

Slide 27 - Slide

Planning
  • Wat weet je nog van werkwoordspelling?
  • Vragen tot nu toe?
  • Werkmoment
  • Vooruitblik
Les 10

Slide 28 - Slide

De spits nam een strafschop, maar de bal (stuiten) tegen de lat.

Slide 29 - Open question

Hij had zich uitgaven (veroorloven) waarvoor hij eigenlijk het geld niet missen kon.

Slide 30 - Open question

De brandweer bespuit de omliggende gebouwen, om te voorkomen dat de brand zich (uitbreiden).

Slide 31 - Open question

Nadat we een glaasje cola gedronken hadden, (aanvaarden) we de terugtocht.

Slide 32 - Open question

Het is beter, dat je het ijzer (smeden),
als het heet is.

Slide 33 - Open question

Tijdens de feestelijkheden was de stad (schitteren) versierd.

Slide 34 - Open question

Slide 35 - Slide

Maken
Paragraaf 3.7
  • Werk in je leerwerkboek.
  • Kijk zelf na.
  • Opdracht les 1: 1, 3 en 4 en les 2: 5, 6 en 7 af?
  • Opdracht les 3: 8, 11 en 16.
  • Welke vragen heb je?


Slide 36 - Slide

Vooruitblik
  • Bezig met 5.7: laatste onderdeel van de toets.
  • Leerwerkboek deel B meenemen.

Slide 37 - Slide