Stof voor toets 1.2 Informatieve tekst

Begrippen leesvaardigheid
Tekstdoelen:
Drie delen van een tekst:
Onderwerp:
Hoofdgedachte:
Deelonderwerp:
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Begrippen leesvaardigheid
Tekstdoelen:
Drie delen van een tekst:
Onderwerp:
Hoofdgedachte:
Deelonderwerp:

Slide 1 - Slide

Manieren van lezen
1 Verkennend lezen: tekst verkennen
2 Grondig lezen: je wilt de tekst begrijpen en leest hem aandachtig door
3 Zoekend lezen: je zoekt gericht naar informatie die je nodig hebt

Slide 2 - Slide

Tekstdoelen
1 Informeren: informatie geven / iets nieuws vertellen
2 Uitleggen: de schrijver wil uitleg of een instructie geven
3 Mening geven de schrijver geeft verschillende meningen (beschouwing)
4 Overtuigen: de schrijver wil anderen van zijn/haar mening overtuigen / waarschuwen
5 Amuseren: vermaken
6 Activeren / aansporen / overhalen: de schrijver wil de lezer tot handelen overhalen

Slide 3 - Slide

Onderwerp van een tekst
Het onderwerp kun je formuleren in slechts één woord (gameverslaving) of een woordgroep (het beroep vuilnisman)
Het onderwerp vind je vaak al als je de titel, ondertitel, afbeeldingen en/of inleiding bekijkt.

Slide 4 - Slide

Deelonderwerpen van een tekst
Met een deelonderwerp belicht de auteur een deel van het onderwerp.
Tussenkoppen kondigen vaak deelonderwerpen aan.
Onderwerp: vluchtelingen
Deelonderwerpen: herkomst van vluchtelingen, geschiedenis van vluchtelingenopvang

Slide 5 - Slide

Hoofdgedachte
Het belangrijkste dat de auteur (schrijver) over het onderwerp zegt, is de hoofdgedachte.
Voorkeursplaatsen zijn: (onder)titel, inleiding, slot. Bij nieuwsberichten is het vaak de eerste zin.
'Wat zegt de auteur over het onderwerp?' -> hoofdgedachte

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Opbouw van een tekst
1 Inleiding
2 Middenstuk / kern
3 Slot 

Slide 9 - Slide

Manieren van inleiden
Inleiding
- onderwerp van de tekst noemen
- een vraag stellen over het onderwerp
- een probleem noemen
- anekdote (= kort grappig verhaaltje)
- een persoonlijke ervaring vertellen
- de aanleiding van het schrijven noemen

Slide 10 - Slide

Manieren van afsluiten
Slot
- een samenvatting geven
- een conclusie trekken
- antwoord geven op een belangrijke vraag
- de oplossing van een probleem geven
- een advies geven of oproep doen

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Samengevat
- Onderwerp: zo kort mogelijk de tekst samenvatten (één woord of een paar woorden)
- Hoofdgedachte: de tekst samenvatten in één zin (markeer de belangrijkste zinnen en vorm die samen tot één zin)
- Titel: naam van de tekst
- Tussenkopjes: minititels boven alinea's
- Deelonderwerp: onderwerp van een deel van de tekst

Slide 13 - Slide

Opbouw tekst
In een goedgeschreven tekst staat de informatie in een logische volgorde: de tekstopbouw.
Twee manieren om een tekst op te bouwen komen vaak voor:
• een driedeling: inleiding – kern – slot;
• een tweedeling: inleiding – kern.
Als de laatste alinea van een tekst nog nieuwe informatie toevoegt aan het onderwerp, hoort die bij de kern.
Als de laatste alinea de tekst afrondt, bijvoorbeeld in de vorm van een samenvatting of conclusie, dan is er sprake van een slot.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Hoe pak je een examentekst aan?
Stap 1: lees de tekst oriënterend door (titel, bron + voorspellen)
Stap 2: lees de eerste alinea
Stap 3: lees de eerste vraag bij de tekst en het gedeelte van de tekst dat hierover gaat

- lees de tekst helemaal door
- lees de tekst bij de vragen

Slide 18 - Slide

Soorten vragen examentekst
1 Meerkeuzevragen: 
- Dek alle antwoorden af en bedenk zelf een antwoord - kies het meest passende antwoord.
- Zoek in elk antwoord het kernwoord en ga na of je dat herkent in het deel van de tekst waar de vraag over gaat.
2 Citeervraag
Neem een zin of een deel van de zin over (citeren of letterlijk overnemen met regelnummer).
' Eerste twee woorden..... laatste twee woorden.'  (r. 1)

Slide 19 - Slide

Soorten vragen examentekst
3 Gesloten vragen
Wees duidelijk in je antwoord.
4 Open vragen
Je moet hier zelf het antwoord formuleren. 
Tip: neem zoveel mogelijk woorden uit de tekst over + let op het maximaal aantal woorden

Slide 20 - Slide