Herhaling - Hoofdstuk 7

Herhaling - Hoofdstuk 7 & 5
1 / 14
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhaling - Hoofdstuk 7 & 5

Slide 1 - Slide

Hoe maak je een hypothese?
Iedere hypothese bevat ten minste:
  1. De variabelen die je onderzoekt
  2. De groep die je bestudeert
  3. De verwachte uitkomst

  • Oorzaak-gevolg (Als….dan)
  • Samenhang of effect (...heeft positief/negatief effect op…)
  • Verschillen: hypothese focussen op de verschillen tussen groepen.

Slide 2 - Slide

Hoe maak je een hypothese?
Iedere hypothese bevat ten minste:
  1. De variabelen die je onderzoekt
  2. De groep die je bestudeert
  3. De verwachte uitkomst

  • Als leerlingen gemotiveerd zijn voor een vak, dan zullen leerlingen ook een hoger cijfer halen.

Slide 3 - Slide

Interveniërende variabele
Dit is een variabele die het verband tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabele ook beïnvloedt, maar die niet wordt gemeten. 

Het is van belang om bij het trekken van conclusies rekening te houden met andere variabelen die een rol zouden kunnen spelen. Er zou namelijk geconcludeerd kunnen worden dat er een verband bestaat tussen twee variabelen, terwijl dit feitelijk niet zo is.

Vaak veronderstelt men dat een hoger opleidingsniveau leidt tot een hoger inkomen. Er is hier ook sprake van een positieve correlatie. Maar onderzoek wees uit, dat we iets over het hoofd zagen. Het beroep was doorslaggevend voor het inkomen, niet per se het opleidingsniveau.
>>> Er sprake is van een vals verband, want wat kan invloed hebben?

Slide 4 - Slide

Interveniërende variabele

 Variabele tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabele in.
 
Onafhankelijke variabele = 
band met leerkracht
Afhankelijke variabele = schoolprestaties
Interveniërende variabele = 
inzet voor school 

Slide 5 - Slide

Welke 2 beweringen zijn juist?
A
Een onafhankelijke variabele wordt gekozen
B
Een onafhankelijke variabele wordt gemeten
C
Een afhankelijke variabele wordt gekozen
D
Een afhankelijke variabele wordt gemeten

Slide 6 - Quiz

Politieke stromingen
Liberalisme: liberalen leggen de verantwoordelijkheid voor het oplossen van maatschappelijke problemen het liefst bij de vrije markt en het individu.
Socialisme: een actieve rol van de overheid om gelijkheid en solidariteit te waarborgen.

Slide 7 - Slide

Politieke stromingen
Christendemocratie: combinatie van conservatieve standpunten over ethische normen met naastenliefde, het maatschappelijk middenveld is belangrijk voor het oplossen van problemen.

Gezin als hoeksteen van de samenleving. Hier moeten kinderen normen en waarden leren. 

Slide 8 - Slide

Politieke stromingen/ stijlen
Pragmatisme: willen oplossingen die door experts als het beste worden gezien.
Populisme: belang van het vertegenwoordigen van het volk, een bepaalde stijl van politiek bedrijven.

Slide 9 - Slide

Sleep de ideologie naar de juiste opvatting.
'Traditionele rolverdeling is belangrijk en daarom moet er belastingkorting zijn voor éénverdieners.'
'De vrijheid van het individu staat voorop. De overheid moet zich neutraal opstellen.'
'De overheid moet ingrijpen om de gelijkheid tussen man en vrouw en verschillende samenlevingsvormen te bevorderen.'
Confessio-
nalisme
Liberalisme
Socialisme en sociaaldemocratie

Slide 10 - Drag question

Vormingsvraagstuk
Het vormingsvraagstuk gaat over de manier waarop mensen een identiteit ontwikkelen.

Begint bij baby’s en gaat het hele leven door.

Vorming (hoofdconcept)
  • Het proces van verwerving van een bepaalde identiteit.

Slide 11 - Slide

Kernconcepten Vorming
  1. Socialisatie
  2. Acculturatie
  3. Cultuur
  4. Politieke socialisatie
  5. Ideologie
  6. Identiteit 

Slide 12 - Slide

Veranderingsvraagstuk
Het veranderingsvraagstuk gaat over hoe een samenleving verandert en waardoor dat bepaald wordt.

Verandering (hoofdconcept)
  • De richting en het tempo van de ontwikkelingen in de samenleving en de mogelijkheden en onmogelijkheden deze te beïnvloeden.

Slide 13 - Slide

Kernconcepten Verandering
  1. Rationalisering
  2. Individualisering
  3. Institutionalisering
  4. Democratisering
  5. Staatsvorming
  6. Globalisering 

Slide 14 - Slide