Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin? Ik geef mijn zak snoep aan jou.
A
Ik
B
geef
C
mijn zak snoep
D
aan jou
Slide 15 - Quiz
Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin? De kok kookt een maaltijd voor mij.
A
De kok
B
kookt
C
een maaltijd
D
voor mij
Slide 16 - Quiz
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
Marjan
had
een mooi gedicht
voor haar opa
geschreven.
Slide 17 - Drag question
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
Gisteren
bracht
ze
een goed boek
voor mij
mee.
Slide 18 - Drag question
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
De ober
heeft
de jas
aan de klant
gegeven.
Slide 19 - Drag question
Bijwoordelijke bepaling
- blijft vaak over in een zin, is het laatste zinsdeel;
- lijkt op het lv maar is het niet;
- zegt iets over de PLAATS, TIJD, DE MANIER WAAROP en geeft antwoord op vragen als wanneer, waar, waarmee, hoe, hoeveel, hoe, waarom, waarheen, waardoor.
Hij | fietst | vanmiddag | naar huis |
Slide 20 - Slide
Hij fietste naar het sportveld. De bijwoordelijke bepaling is:
Slide 21 - Open question
Wat is de bijwoordelijke bepaling: Met deze auto wil ik rijden.
A
ik
B
wil rijden
C
auto
D
met deze auto
Slide 22 - Quiz
Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen die beginnen met: