This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
6.6+6.7 Populaties en Succesie
Slide 1 - Slide
§1: Het aantal verschillende ... in een gebied noem je de biodiversiteit.
Slide 2 - Open question
§2:Bij welke groep kunnen de organismen uit water en koolstofdioxide glucose maken?
A
Consumenten
B
Producenten
C
Reducenten
D
Afvaleters
Slide 3 - Quiz
§3: In de afbeelding is de kringloop van water schematisch weergegeven. Drie pijlen zijn genummerd. Wat vindt er plaats bij pijl 3?
A
Condensatie
B
Stroming
C
Verdamping
Slide 4 - Quiz
§4: Een voedselketen bevat van vier schakels van 1 kg, 20 kg, 400 kg en 40 000 kg. Hoeveel kilogram is de biomassa van alle consumenten samen?
Slide 5 - Open question
§5: Welke energierijke stoffen worden doorgegeven aan de volgende schakel in de voedselketen?
A
Stoffen gebruikt voor beweging.
B
Stoffen gebruikt voor groei.
C
Stoffen gebruikt voor verbranding.
D
Stoffen in dode resten
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Populaties van organismen zijn niet constant even groot, maar nemen soms toe en soms af. Hoe heet de toestand waarin de grootte van elke populatie in een ecosysteem schommelt? Het ...
Slide 11 - Open question
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
In welk stadium zijn de verschillen in abiotische factoren het grootst?
A
1
B
3
C
4
D
5
Slide 24 - Quiz
Hoe noem je het als een gebied zich helemaal opnieuw moet ontwikkelen na erosie?
A
Primaire successie
B
Secundaire successie
Slide 25 - Quiz
Het beginstadium van successie
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem
Slide 26 - Quiz
Wat kan een voorbeeld zijn van successie? Welke opeenvolging past bij successie?
A
heide -> zand -> bos
B
bos -> moeras -> plas
C
strand -> duinen -> bos
D
steppe -> kale grond -> regenwoud
Slide 27 - Quiz
De tropische regenwouden in Guatemala zijn economisch belangrijk als toeristische trekpleister. Ook vanuit ecologisch oogpunt is het belangrijk dat deze wouden behouden blijven. Welke van de volgende uitspraken geeft dit ecologisch belang juist weer?
Als de omvang van de regenwouden kleiner wordt,
A
daalt het CO2-gehalte in de atmosfeer.
B
neemt de biodiversiteit af.
C
treedt in het resterende deel van de bossen minder snel successie op.