Conditionals

intro
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

intro

Slide 1 - Slide

What is a conditional?

Slide 2 - Slide

Zero Conditional
Wanneer gebruiken we de zero conditional?
Hoe gebruiken we de zero conditional? 

Slide 3 - Slide

Wanneer gebruiken we de  'zero conditional'? 
> Wordt gebruikt voor dingen die absoluut gebeuren. Zonder twijfel. 
>> Algemene waarheden en wetenschappelijke feiten
> Wanneer dit gebeurt, gebeurt er dit 
If zinsdeel   -     hoofd zin
Present simple    -    present simple
If water reaches a 100 degrees, it boils
Zero Conditional

Slide 4 - Slide

Welke van deze zinnen is een 'zero conditional'?
A
Ice melts if you heat it.
B
If water reaches a 100 degrees, it boils.
C
If it rains, the grass gets wet.
D
All the answers are correct.

Slide 5 - Quiz

When you _______ (to turn off) the lights, it _______(to get) dark.
A
turn off, will get
B
turn off, get
C
turns off, gets
D
turn off, gets

Slide 6 - Quiz

Maak een zero conditional sentence!

Slide 7 - Open question

First conditional

Slide 8 - Slide

Wanneer gebruiken we de 'first conditional'? 

> Wordt gebruikt als het best waarschijnlijk is dat iets gaat gebeuren.
> Wanneer het om een alledaagse situatie gaat.
>> If zin  daarna hoofdzin ( of andersom)
if + Present simple  daarna will+ heel werkwoord.
if + present simple daarna can + heel werkwoord.

If Bob leaves school, we will be sad.
First Conditional

Slide 9 - Slide

I________(go) shopping on the way home if I _____(have) time.
A
go, have
B
will go, have
C
go, will have

Slide 10 - Quiz

If Arsenal _____(win), they ____(be) the top of the league.
A
wins, will be
B
will win, are
C
will win, will be
D
win, will be

Slide 11 - Quiz

First conditional

Slide 12 - Slide

Second Conditional

Slide 13 - Slide

Wanneer gebruiken we de 'Second Conditional'? 
> Wordt gebruikt als het niet waarschijnlijk is dat iets gaat gebeuren.
> Wanneer het om niet alledaagse situaties gaat.

>> If zin  daarna  hoofdzin (of andersom)
 if + past simple  daarna  would + heel werkwoord
if + past simple daarna could + heel werkwoord
If I won a lot of money, I would buy a big house in the country.
Second Conditional

Slide 14 - Slide

If I _____(meet)the Queen of England, I ______(say) hello.
A
met, would say
B
would meet, said
C
would meet, would say

Slide 15 - Quiz

If I _____(be)you, I __________(go out) with that man.
A
were, won't go out
B
were, wouldn't go out
C
wouldn't be, wouldn't go out

Slide 16 - Quiz

Verschil tussen 1st and 2nd conditional:
First conditional: If I have enough money, I'll buy some new shoes.

De kans dat je dit zegt en genoeg geld bij elkaar weet te sparen is groot of groter dan bij de second conditional.

Second conditional: If I had enough money I would buy a house with twenty bedrooms and a swimming pool.

Waarschijnlijk ga ik nooit zoveel geld krijgen dus dit is maar een droomscenario of fantasie, dus niet echt!

It's much more likely that I'll have enough money to buy some shoes

Verschil First & Second Conditional

Slide 17 - Slide