This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
M1B Taal-wwspelling les 2- Tegenwoordige Tijd
Slide 1 - Slide
Welkom!
Wat gaan we doen?
We bekijken de 4 regels voor het vervoegen van de werkwoorden in de Tegenwoordige Tijd.
We doen samen een quiz.
Check: kan ik het?
Slide 2 - Slide
Schema Tegenwoordige Tijd
Slide 3 - Slide
De quiz
Je logt in met je eigen voornaam. Doe je dat niet, dan krijg je direct strafwerk, het kost namelijk enorm veel tijd als ik hier aandacht aan moet besteden.
De quiz vraagt steeds de juiste regel:
A is 1. de ik-vorm,
B is 2. een ander,
C zijn 3. meerdere,
D is 4. de uitzondering
Slide 4 - Slide
Ik (springen) op de bank
A
1. spring
B
2. springt
C
3. springen
D
4.spring
Slide 5 - Quiz
Wij (drinken) om 10 uur een kopje thee.
A
1. drink
B
2. drinkt
C
3. drinken
D
4. drink
Slide 6 - Quiz
Ik (zenden) een bericht naar mijn zus.
A
1. zend
B
2. zendt
C
3. zenden
D
4. zend
Slide 7 - Quiz
Vic (spelen) op het schoolplein.
A
1. speel
B
2. speelt
C
3. spelen
D
4. speel
Slide 8 - Quiz
Femke en Ryan (beleven) de gekste dingen.
A
1. beleef
B
2. beleeft
C
3. beleven
D
4. beleef
Slide 9 - Quiz
(Liggen) jij vaak televisie te kijken?
A
1. Lig
B
2. Ligt
C
3. Liggen
D
4. Lig
Slide 10 - Quiz
Jij (vissen) op een verkeerde plek.
A
1. vis
B
2. vist
C
3. vissen
D
4. vis
Slide 11 - Quiz
(Verbazen) jij je weleens over iets?
A
1. Verbaas
B
2. Verbaast
C
3. Verbazen
D
4. Verbaas
Slide 12 - Quiz
Ik (aaien) de kat van mijn oom.
A
1. aai
B
2. aait
C
3. aaien
D
4. aai
Slide 13 - Quiz
Thomas (duiken) onder water.
A
1. duik
B
2. duikt
C
3. duiken
D
4. duik
Slide 14 - Quiz
Morgen (flossen) ik mijn tanden.
A
1. flos
B
2. flost
C
3. flossen
D
4. flos
Slide 15 - Quiz
Ik (spuiten) de kinderen nat.
A
1. spuit
B
2. spuit
C
3. spuiten
D
4. spuit
Slide 16 - Quiz
Morgen (lachen) ik er misschien wel om.
A
1. lach
B
2. lacht
C
3. lachen
D
4. lach
Slide 17 - Quiz
Anja (vliegen) graag met de KLM.
A
1. vlieg
B
2. vliegt
C
3. vliegen
D
4. vlieg
Slide 18 - Quiz
Fred (genieten) van het zonnetje.
A
1. geniet
B
2. geniet
C
3. genieten
D
4. geniet
Slide 19 - Quiz
Carolien en Koen (genieten) van elkaars aanwezigheid.
A
1. geniet
B
2. geniet
C
3. genieten
D
4. geniet
Slide 20 - Quiz
Sophie (zenden) voedsel naar een ontwikkelingsland.
A
1. zend
B
2. zendt
C
3. zenden
D
4. zend
Slide 21 - Quiz
(Stoppen) je nog met kletsen?
A
1. Stop
B
2. Stopt
C
3. Stoppen
D
4. Stop
Slide 22 - Quiz
IK
Daan
Nora en Luuk
... jij
word
word
worden
wordt
Slide 23 - Drag question
Gaat het goed?
Ga zo door!
Verder oefenen in Teams.
Huiswerk: maak het werkblad, staat in Teams, schrijf de antwoorden in je schrift.