08. Blok 1, week 3, les 11A woorden met tijd

• Taal
• Basisschool
• Groep 8

LESDOEL

Ik leer twaalf woorden die met tijd te maken hebben.

de aanvang

Het begin.

De aanvang van het concert is om 20:00 uur. Dan moeten wij wel op tijd vertrekken.

 

aanvangen

beginnen

Wij arriveerden pas om 20:30. Het concert was toen al aangevangen.

Wij mochten niet meer naar binnen.

Het concert vangt aan

Het concert ving aan

Het concert is aangevangen

actueel

wat op dit moment belangrijk is.

Het Jeugdjournaal bericht over actuele onderwerpen zoals onlangs over Prinsjesdag.

huidig

van deze tijd

Max Verstappen is wereldkampioen van de formule 1 geworden. Hij is de huidige wereldkampioen.

 

jongstleden

de vorige of afgelopen
  keer.

Donderdag jongstleden hebben wij een natuurles over leven, levenloos en dood gehad..

plannen

(plande, heeft gepland)

 bedenken wat je wanneer gaat doen.

Ik ga mijn verjaardagsfeest vast plannen zodat ik zeker weet dat het helemaal top wordt.

de planning

(twee planningen)

 een overzicht waarop staat wat je wanneer gaat doen.

Een goede planning voor je huiswerk is belangrijk in het voortgezet onderwijs.

Het programma

(twee programma's)

een overzicht van wat er
  gaat gebeuren.

Wat heeft de juf vandaag op het programma staan voor haar leerlingen?

recent

 

niet lang geleden gemaakt of  gebeurd.

Dit is een recent nummer van Kidsweek, een speciale krant voor kinderen.

sporadisch

 

zelden.

Een totale zonsverduistering komt sporadisch voor.

toekomstig

 

wat nog moet komen.

Wie mijn toekomstige echtgenoot gaat worden weet ik nog niet.

voormalig

 

van vroeger.

Suriname is een voormalige kolonie van Nederland.

TAAL

Thema 1 - week 3 - les 11A

opgave 1c

leerkracht.snappet.org