This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Les 2: standpunten en argumenten
werkboek p. 23 - 31
Slide 1 - Slide
Standpunt - argument
Standpunt: gefundeerde mening over actueel onderwerp
Argument: ondersteunt standpunt om iemand te overtuigen
Slide 2 - Slide
Ik vind dat school pas om 9u moet beginnen.
A
argument
B
standpunt
Slide 3 - Quiz
omdat leerlingen dan meer uitgeslapen en fitter zijn.
A
argument
B
standpunt
Slide 4 - Quiz
Stelling - conclusie
Stelling: standpunt --> argument
Conclusie: argument --> standpunt
Slide 5 - Slide
a. Die nieuwe roman las ik op twee avonden uit, daarom is het een erg goed boek.
A
stelling
B
conclusie
Slide 6 - Quiz
b. Mijn grootvader kan zeer slecht autorijden, hij heeft immers de voorbije weken twee ongelukken veroorzaakt.
A
stelling
B
conclusie
Slide 7 - Quiz
c. De verschillende lokale dialecten mogen niet uit het taalgebruik verdwijnen, want ze hebben een belangrijke historische waarde.
A
stelling
B
conclusie
Slide 8 - Quiz
d. Ik ben er absoluut van overtuigd dat lezen goed is voor je gezondheid, aangezien lezen zorgt voor een goede nachtrust en van lezen krijg je immers een brede kijk op de wereld.
A
stelling
B
conclusie
Slide 9 - Quiz
Signaalwoorden
stelling:want, immers, omdat, aangezien en doordat
conclusie: dus, daarom en vandaar
Slide 10 - Slide
want-daaromproef
Soms ontbreken de signaalwoorden -->
want-daaromproef om verschil tussen standpunt en argument te achterhalen
Slide 11 - Slide
want-daaromproef
achter want --> argument
achter daarom --> standpunt
Bv. - Zonnepanelen zijn een verantwoorde aankoop, want ze zijn milieuvriendelijk (argument)
- Die baby lacht de hele dag, daarom is het een vrolijke jongen. (standpunt)