Grammatica woordsoorten H5 deel 2

Welkom!
Pak je leesboek.

Verder vandaag:
Korte herhaling voegwoorden
Bespreken huiswerk
Aan de slag
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom!
Pak je leesboek.

Verder vandaag:
Korte herhaling voegwoorden
Bespreken huiswerk
Aan de slag

Slide 1 - Slide

enkelvoudige en samengestelde zinnen

voegwoorden

Slide 2 - Slide

Een enkelvoudige zin bevat één werkwoordgroepje.
Voorbeeld: 
Ik ga dit romantische boek lezen.
De woorden ‘ga’ en ‘lezen’ vormen samen een werkwoordgroepje, want ze horen bij elkaar.

Een enkelvoudige zin bevat één werkwoordgroep.

Voorbeeld: 

Ik ga dit dikke boek lezen.

De woorden ‘ga’ en ‘lezen’ vormen samen een werkwoordgroep.

Slide 3 - Slide

Een samengestelde zin is opgebouwd uit twee of meer zinnen (deelzinnen). Hij bevat twee of meer werkwoordgroepen. Elke werkwoordgroep geeft een deelzin aan: een hoofdzin of een bijzin.
Voorbeeld:
Ik ga dit dikke boek lezen, omdat mijn vriendin het mij heeft gegeven.

De woorden ‘ga’ en ‘lezen’ vormen samen een werkwoordgroep en de woorden ‘heeft’ en ‘gegeven’ ook.

Slide 4 - Slide

Ezelsbruggetje
Als je het lastig vindt om te bepalen hoeveel werkwoordgroepen er in een zin staan, kun je ook het aantal persoonsvormen tellen. Bij één persoonsvorm is de zin enkelvoudig, bij twee of meer persoonsvormen is de zin samengesteld. Het aantal persoonsvormen geeft dan het aantal deelzinnen aan.

Slide 5 - Slide

Is het een hoofdzin of bijzin?
Een hoofdzin is zonder bijzin of andere hoofdzin ook een goede zin. De woorden staan op de goede plaats. Je kunt geen andere woorden plaatsen tussen onderwerp en pv.

Een bijzin is zonder hoofdzin geen goede zin. De woorden staan niet op de goede plek. De persoonsvorm en andere werkwoorden staan achteraan.

Slide 6 - Slide

voorbeeld: wat is wat?
Mijn vriendin is gisteren op vakantie gegaan en ik gun het haar van harte.  

Mijn vriendin is gisteren op vakantie gegaan omdat ze zo hard heeft gewerkt.

Slide 7 - Slide

Voegwoorden
Voegwoorden plakken deelzinnen aan elkaar.



Slide 8 - Slide

Voegwoorden bepalen hoofdzin of bijzin
Sommige voegwoorden zorgen voor een hoofdzin: het zijn er 5.
‘maar’, ‘en’, ‘want’, ‘of’ en ‘dus’. 
Dit zijn nevenschikkende voegwoorden

Andere voegwoorden zorgen voor een bijzin; o.a.
‘omdat’, ‘als’, ‘zodat’, ‘toen’, ‘wanneer’ en ‘dat’ 
Dit zijn onderschikkende voegwoorden.

Slide 9 - Slide

Voorbeeld
Ik ga dit romantische boek lezen       , want mijn vriendin heeft het mij gegeven         .


Ik ga dit romantische boek lezen       , omdat mijn vriendin het mij heeft gegeven       .
hoofdzin
hoofdzin
hoofdzin
bijzin

Slide 10 - Slide

mits en tenzij
onderscheid:
  •  mits betekent "alleen als": 
  • We gaan morgen zwemmen, mits de zon schijnt.

  • tenzij betekent: "maar niet als"
  • Ik ga trainen, tenzij het met bakken uit de hemel komt.

Slide 11 - Slide

Bespreken huiswerk
Opdracht 3 t/m 5 van H5 Woordsoorten.

Slide 12 - Slide

Welke woordsoorten hebben we gehad tot nu toe?

Slide 13 - Slide

Aan de slag
Pak je laptop. Zoek een tekst (bijvoorbeeld van NU.nl, NOS.nl of misschien zelfs een songtekst). 

Benoem zoveel mogelijk woordsoorten in deze tekst. Alle geleerde woordsoorten moeten er minimaal in zitten! Je schrijft de woorden en de soorten op een blaadje. Dit lever je straks in.
Geen laptop mee? Dan pak je een leesboek uit de kast en zoek je daarin.
Inleveren: einde van de les.

Slide 14 - Slide