Unité 1 oefen met tt en pc + onregelmatige pc

1 / 46
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

> Ik weet hoe ik iets in het heden en verleden kan vertellen in het Frans
> Ik kan het werkwoord être en avoir vervoegen
> Ik begrijp hoe de passé composé werkt in het Frans en hoe ik deze moet maken

Slide 2 - Slide

> Parler
> opdrachten boekje + uitleg boekje voor toets
> oefenen in de tt en oefenen in de passé composé
> de onregelmatige werkwerkwoorden in de verleden tijd



Slide 3 - Slide

H3A
vraagzinnen
timer
5:00

Slide 4 - Slide

Waar heb je nog behoefte aan?
extra uitleg over de passé composé met avoir
extra uitleg over de passé composé met être en het akkoord
extra oefenen met de passé composé
extra oefenen met de werkwoorden op -er (47)
extra oefenen met de werkwoorden in de présent
extra uitleg over de présent
wat je precies moeten leren voor het SO
iets anders namelijk...

Slide 5 - Poll

Extra oefenen met de passé composé online?
3.  de opdrachten uit deze lesson-up
4.  www.socrative.com
Roomname: Mooi5656
4. werken uit je oefenboekje



Slide 6 - Slide

Extra oefenen met de werkwoorden en deze vertalen?
1  Maak flitskaartjes en speel het flitskaartjes spel
2. www.socrative.com
Roomname: Mooi5719
3. zet een wekker voor 10 min. Neem 5 woordjes en schrijf ze    10 x over inclusief de vertaling. Neem daarna de volgende 5 en herhaal de vorige 5 tussendoor.
4. werken uit je oefenboekje



Slide 7 - Slide

Extra oefenen met de werkwoorden in de présent?
2.  www.socrative.com
Roomname: Mooi5719
3. werken uit je oefenboekje

Slide 8 - Slide

> www.socrative.com
> student login
> Room name: mooi5656
> eigen naam
Faites le scorative Passé composé

Slide 9 - Slide

la verbe en -er

Slide 10 - Slide

la verbe en -er
1. (regarder) ils___________la téle
2. (parler) vous ________avec ton amie
3. (aimer) j'/je ____________ le chocolat
4. (habiter) tu ___________ à Amsterdam  
5. (danser) nous __________ à l'école
6.  (écouter) il _______ la musique 

Slide 11 - Slide

la verbe en -er
1. (regarder) ils regardent la téle
2. (parler) vous parlez avec ton amie
3. (aimer) j' aime le chocolat
4. (habiter) tu habites à Amsterdam  
5. (danser) nous dansons à l'école
6.  (écouter) il écoute la musique 

Slide 12 - Slide

persoonlijk voornaamwoord

hebben of zijn
avoir 

Voltooid deelwoord

ww op -er = -er + é
ww op -ir = -ir + i
ww op re = -re + u
regarder = regardé
finir       = fini
vendre   = vendu


Passé composé = 
ik
je/j'
jij
tu
hij/zij/men/wij
il/elle/on
wij
nous
jullie/u
vous
zij
ils/elles
ai
as
a

avons
avez
ont

Slide 13 - Slide

persoonlijk voornaamwoord

hebben of zijn
 être

Voltooid deelwoord



+ akkoord 

vrouwelijk ? = + e
meervoud? = + s


Passé composé = 
ik
je/j'
jij
tu
hij/zij/men/wij
il/elle/on
wij
nous
jullie/u
vous
zij
ils/elles
suis
es
est

sommes
êtes
sont

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

être gebruikt?

vrouwelijk? + e
meervoud? + s

bij het voltooid deelwoord

Slide 16 - Slide

  1. elle ...... ...... (arriver) 
  2. elles ..... ..... (arriver)
  3. je .... ..... (partir)
  4. tu ... ... (sortir)
  5. ils ... .... (aller)
  6. elle .... ... (tomber)





7. elles .... .... (passer)
8. elle ... ... (entrer)
9. ils .... .... (entrer)
10. il ... ... (monter)
11. on ... ... (partir)
12. je .... ... (sortir)
Essayer le passé composé avec être et l'accord

Slide 17 - Slide

  1. elle est arrivée (arriver) 
  2. elles sont arrivées (arriver)
  3. je suis parti(e) (partir)
  4. tu es sorti(e) (sortir)
  5. ils sont allé(aller)
  6. elle est tombée (tomber)





Contrôler le passé composé avec être et l'accord

Slide 18 - Slide

7. elles sont passées (passer)
8. elle est entrée (entrer)
9. ils sont entrés (entrer)
10. il est monté (monter)
11. on est parti(e) (partir)
12. je suis sorti(e) (sortir)
Contrôler le passé composé avec être et l'accord

Slide 19 - Slide

Ik ben gegaan
A
Je suis allés
B
J'ai allé(e)
C
tu es allé
D
je suis allé(e)

Slide 20 - Quiz

Ik heb gelopen

Slide 21 - Open question

gekomen

Slide 22 - Open question

wij zijn gekomen

Slide 23 - Open question

ik ben geweest

Slide 24 - Open question

u heeft gehad

Slide 25 - Open question

ik heb gekund

Slide 26 - Open question

ik heb gemoeten

Slide 27 - Open question

wij hebben geweten

Slide 28 - Open question

ik ben vertrokken

Slide 29 - Open question

ik heb gewild

Slide 30 - Open question

ik ben geworden

Slide 31 - Open question

wij zijn geweest

Slide 32 - Open question

hij heeft gedaan

Slide 33 - Open question

zij (mmv) hebben gekund

Slide 34 - Open question

wij hebben genomen

Slide 35 - Open question

zij (mvv) hebben gedaan

Slide 36 - Open question

jij hebt gedaan

Slide 37 - Open question

Ik heb gehad

Slide 38 - Open question

geweest

Slide 39 - Open question

persoonlijk voornaamwoord

hebben of zijn
avoir 

Voltooid deelwoord

ww op -er = -er + é
ww op -ir = -ir + i
ww op re = -re + u
regarder = regardé
finir       = fini
vendre   = vendu


Passé composé = 
ik
je/j'
jij
tu
hij/zij/men/wij
il/elle/on
wij
nous
jullie/u
vous
zij
ils/elles
ai
as
a

avons
avez
ont

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

persoonlijk voornaamwoord

hebben of zijn
 être

Voltooid deelwoord



+ akkoord 

vrouwelijk ? = + e
meervoud? = + s


Passé composé = 
ik
je/j'
jij
tu
hij/zij/men/wij
il/elle/on
wij
nous
jullie/u
vous
zij
ils/elles
suis
es
est

sommes
êtes
sont

Slide 42 - Slide

7. elles sont passées (passer)
8. elle est entrée (entrer)
9. ils sont entrés (entrer)
10. il est monté (monter)
11. on est parti(e) (partir)
12. je suis sorti(e) (sortir)
Contrôler le passé composé avec être et l'accord

Slide 43 - Slide

> meer dan 4 fout? Regarder la vidéo
> minder dan 3 fout? faites les exercices (op blaadje)
> fini? faites exercice 8 A, B page 16-17
> fini? faites socrative passé composé. Roomname = Mooi5656 + eigen naam

Slide 44 - Slide

être gebruikt?

vrouwelijk? + e
meervoud? + s

bij het voltooid deelwoord

Slide 45 - Slide

1. Wat heb je geleerd?
2. leg de passé composé uit
3. waar heb je nog behoefte aan/hulp bij nodig?

Slide 46 - Open question