Ik kan uitleggen wat budgetteren is.
Ik kan de drie vormen van uitgaven noemen en herkennen.
Ik kan een budgetplan opstellen en aangeven of er sprake is van een (tijdelijk of structureel) tekort of overschot.
Ik kan uitleggen hoe het Nibud kan helpen bij budgetproblemen.
Ik kan bedragen omrekenen van week naar maand en omgekeerd.