2HVa les 3

Welkom 2HVa
Leg al je spullen vast op tafel.
Ga lekker zitten en luister goed, duik in de wereld van ons verhaal...

Tot over 10 min ;-)
timer
10:00
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Welkom 2HVa
Leg al je spullen vast op tafel.
Ga lekker zitten en luister goed, duik in de wereld van ons verhaal...

Tot over 10 min ;-)
timer
10:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Welkom 2HVa
Scheur van één A4 
10 kleine papiertjes

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Neem de woorden goed in je op
vliegtuig
klok
strik
paraplu
banaan
brein
verrekijker
eend
pet
stokbrood
timer
2:00

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Ook al ben je laat, kijk uit op weg naar school! Haastige.... is zelden goed.

Wat moet er op de puntjes staan?
A
moed
B
spoed
C
vloed
D
broed

Slide 4 - Quiz

de uitdrukking is 'haastige spoed is zelden goed'. Dat betekent 'dat als je iets té snel doet, gaat het bijna nooit goed. De kans is groot dat je fouten maakt. 

Spoed = haast. Haastige spoed is dubbelop: haastige haast = te veel haast.
Verdeel in zinsdelen en benoem die:

Haastige spoed is zelden goed

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

planning van vandaag
  • lezen
  • testje
  • Redekundig ontleden, het gezegde: vragen?
  • oefenen met nwg
  • aan de slag

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

lesdoel
  • je bent een leerstrategie wijzer
  • je hebt inzicht in je eigen kennis/vaardigheid van redekundig ontleden tot op dit moment


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel woorden weet jij nog?
Noteer de woorden die je je kunt herinneren.

Hoeveel zijn het er?
timer
2:00

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Maak bij alle woorden een tekeningetje of symbool
vliegtuig
klok
strik
paraplu
banaan
brein
verrekijker
eend
pet
stokbrood

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Ontleden zindelen

het gezegde, doe met me mee.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

het gezegde
  • Elke zin heeft een gezegde.
  • Het gezegde zegt iets over het onderwerp: wat het onderwerp is, doet of overkomt.
  • Er zijn twee soorten gezegdes: werkwoordelijk + naamwoordelijk gezegde

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Een werkwoordelijk gezegde geeft aan wat iets of iemand doet.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

In een werkwoordelijk gezegde zit altijd maar één koppel werkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

In een werkwoordelijk gezegde zit NOOIT een koppel werkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Waaruit bestaat een werkwoordelijk gezegde?

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Benoem het ww gez in de volgende zin:
Ik vul dit formulier morgen wel in.

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Benoem het ww gez in de volgende zin:
Sam belde mij gisteren nog laat op.

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Een naamwoordelijk gezegde geeft aan wat iemand is of wordt.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Een naamwoordelijk gezegde (ng) bestaat altijd uit:
een werkwoordelijk deel
+
een naamwoordelijk deel.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Welke stelling is juist?
Het werkwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde heeft:

A
altijd een kww
B
altijd een zww
C
altijd een hww + kww
D
altijd een hww + kww

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Benoem het ng in de volgende zin:
De president blijft geduldig.

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Benoem het ng in de volgende zin:
Charlie Bronson was een bekende filmster.

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Benoem het gezegde in de volgende zin:

Charlie Bronson was een half jaar in Europa.

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Benoem het gezegde in de volgende zin:
Mijn ouders zijn in Parijs geweest.

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Benoem het gezegde in de volgende zin:
Willem heeft een souvenir gekocht.

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Ik begrijp het verschil tussen een wwg en nwg heel goed.
A
oneens
B
beetje
C
eens

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

het stappenplan tot nu toe
1. pv zoeken
2. zinsdelen/strepen zetten
3. onderwerp benoemen
4. gezegde benoemen - wwg of nwg

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel woorden weet jij nog?
Noteer de woorden die je je kunt herinneren.


Hoeveel zijn het er?
Meer dan de eerste keer? Zie wat schrijven/actief stof verwerken met je kan doen.
timer
2:00

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

aan de slag
  • Wat weet jij over stap 5: het lijdend voorwerp? Zorg dat je het kunt uitleggen aan een brugklasser.
  • Ben je nog niet helemaal zeker van het gezegde? Maak opdrachten in je werkboekje.
  • Heb je vragen? Noteer die en stel ze de volgende les.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

lesdoel

Wat neem jij mee van deze les?  
(figuurlijk taalgebruik)

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Bedankt, tot de volgende les!

Slide 31 - Slide

This item has no instructions