2.8 Het weer (A2) - 17-03-2022

Het weer 
  • Ik kan het weer op de radio en televisie verstaan en begrijpen
  • Ik kan zinnen maken die beginnen met een tijd of een plaats
  • Ik kan praten over het weer

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 135 min

Items in this lesson

Het weer 
  • Ik kan het weer op de radio en televisie verstaan en begrijpen
  • Ik kan zinnen maken die beginnen met een tijd of een plaats
  • Ik kan praten over het weer

Slide 1 - Slide

Planning

Slide 2 - Slide

Het weer
  1. Wat vind je van het weer in Nederland? 
  2. Wat is is voor jou het perfecte weer?
timer
5:00

Slide 3 - Slide

(A) Luisteren
Opdracht - Luister naar de tekst
Kijk en luister naar het weer op de televisie. 

Slide 4 - Slide

(A) Luisteren
Opdracht - Luister naar de tekst
Kijk en luister nog een keer naar het weer op de televisie. Beantwoord daarna de meerkeuzevragen.

TaalCompleet A2
  • 2.8 Het weer
  • Bladzijde 73
  • 66 Luister nog een keer naar de tekst


timer
10:00

Slide 5 - Slide

Welke woorden waren nieuw voor jou? 
  • opnieuw
  • nat, natte
  • de rest
  • prachtig
  • de temperatuur
  • de zomer
  • heet
  • zelfs
  • regent, geregend (regenen)
  • de zon
  • schijnt (schijnen)
  • bewolkt
  • waait (waaien)
  • lijkt (lijken)
  • de herfst 

Slide 6 - Slide

(B) TaalCompleet A2
Opdracht - Zoek bij elkaar. Trek een lijn.
Maak opdracht 77.

TaalCompleet A2
  • 2.8 Het weer
  • Bladzijde 76
  • 77 Zoek bij elkaar. Trek een lijn
timer
5:00

Slide 7 - Slide

Het regent ...
Zet de woorden op volgorde van 1 naar 5. Begin met: nooit.
nooit
altijd
vaak
soms
meestal

Slide 8 - Drag question

(A) Gesprekken
Opdracht - Luister naar het voorbeeld
  • 1: Wat is het koud!
  • 2: En het waait ook hard!
  • 1: Ik houd niet van de herfst, jij wel?
  • 2: Nee, want het is bewolkt en het regent vaak.
  • 1: Ik houd meer van de lente, omdat de zon vaker schijnt. En jij?
2: Ik houd het meest van de zomer, omdat het vaak droog is.
1: Dat begrijp ik. Meestal is de temperatuur goed, maar soms is het te heet.
2: Klopt, maar dat is beter dan te koud!

Slide 9 - Slide

(B) Gesprekken
Opdracht - Praat samen
Oefen samen (rol 1 en rol 2). Wissel van rol.

timer
10:00
  • 1: Wat is het koud!
  • 2: En het waait ook hard!
  • 1: Ik houd niet van de herfst, jij wel?
  • 2: Nee, want het is bewolkt en het regent vaak.
  • 1: Ik houd meer van de lente, omdat de zon vaker schijnt. En jij?
2: Ik houd het meest van de zomer, omdat het vaak droog is.
1: Dat begrijp ik. Meestal is de temperatuur goed, maar soms is het te heet.
2: Klopt, maar dat is beter dan te koud!

Slide 10 - Slide

(C) Gesprekken
Opdracht - Praat samen
Oefen eerst samen (rol 1 en rol 2). Doe het straks voor in de groep.

timer
10:00
  • 1: Wat een prachtige dag!
  • 2: ...
  • 1: Ik houd van de zomer, jij ook?
  • 2: ...
  • 1: Als het mooi weer is, ga ik graag zwemmen. Wat doe jij graag?
2: ...
1: Wat leuk! En wat doe je als het regent in de zomer?
2: ...

Slide 11 - Slide

(C) Gesprekken
Opdracht - Praat samen
Doe het samen voor in de groep.

timer
10:00
  • 1: Wat een prachtige dag!
  • 2: ...
  • 1: Ik houd van de zomer, jij ook?
  • 2: ...
  • 1: Als het mooi weer is, ga ik graag zwemmen. Wat doe jij graag?
2: ...
1: Wat leuk! En wat doe je als het regent in de zomer?
2: ...

Slide 12 - Slide

(D) Gesprekken
Opdracht - Praat samen
Bedenk samen een gesprek over het weer en oefen het gesprek. Doe het straks voor in de groep. Gebruik: want, en, maar, of, dus, omdat.

timer
15:00
  • 1: ...
  • 2: ...
  • 1: ...
  • 2: ...
  • 1: ...
2: ...
1: ...
2: ...
1: ...
2: ...

Slide 13 - Slide

(D) Gesprekken
Opdracht - Praat samen
Doe het samen voor in de groep.

timer
10:00
  • 1: ...
  • 2: ...
  • 1: ...
  • 2: ...
  • 1: ...
2: ...
1: ...
2: ...
1: ...
2: ...

Slide 14 - Slide

Extra: Schrijven
Opdracht - Maak de zinnen af

Gebruik: koud, warm, heet, droog, regenen, waaien, sneeuwen

  • Ik ga niet naar buiten, omdat ...
  • Ik houd niet van de herfst, maar ...
  • De zon schijnt, dus ...
  • Als het droog is, ...
  • Het sneeuwt, dus ...
  • Ik ga pas naar buiten als ...
  • Het is heet, maar ...
  • ... , want het is slecht weer.
timer
15:00

Slide 15 - Slide

Verder oefenen: Gesprekken
Opdracht - Praat samen 
Werk samen met een medecursist of een groepje medecursisten. Beantwoord de vragen.

TaalCompleet A2
  • 2.8 Het weer
  • Bladzijde 76
  • 80 Praat samen
timer
15:00

Slide 16 - Slide

Verder oefenen: Gesprekken
  1. Wat vind je van het weer in Nederland? Hoe is het weer in jouw land?
  2. Houd je meer van de zomer of van de winter in Nederland? Waarom?
  3. Wat doe je graag als het warm is? Waar doe je dat?
  4. Wat doe je als het regent? Wat doe je als het sneeuwt?
  5. In welke maand ben je graag buiten? In welke maand ben je niet graag buiten?
  6. Welke kleren draag je als het koud is? Wat draag je als het warm is?
  7. Welke tijd van het jaar vind je fijner, de herfst of de winter? Waarom?

Slide 17 - Slide

Huiswerk: 2.8 Het weer
Maak de opdrachten van 2.8 Het weer in je boek van TaalCompleet A2 en/of online op de computer.

Slide 18 - Slide

Hoe ging het vandaag?
Wat ging goed en want vond je lastig?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll