Bezittelijk voornaamwoord
Het bezittelijk voornaamwoord (bzv) geeft aan van wie iets is. Het staat altijd voor een zn:
Mijn moeder heeft jouw broertje geholpen met zijn huiswerk.
Er kunnen tussen het bzv en het zn ook andere woorden staan, zoals een bn of tw:
Mijn aardige moeder heeft jouw vervelende broertje aangekleed voor zijn eerste feestje.