u1k spelling ww §9 (woensdag 5 april)

Welkom klas 1
Ga zitten volgens de plattegrond.  
Pak je boek en schrift alvast voor je. Start lessonup op



timer
2:00
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom klas 1
Ga zitten volgens de plattegrond.  
Pak je boek en schrift alvast voor je. Start lessonup op



timer
2:00

Slide 1 - Slide

De lesdoelen
  • Je kunt de persoonsvorm in tegenwoordige tijd spellen.
  • Je weet wat sterke en zwakke werkwoorden zijn.

Slide 2 - Slide

De persoonsvorm in tegenwoordige tijd
Welk werkwoord doe jij iedere dag?

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Een werkwoord heeft verschillende vormen.
Eén daarvan is de persoonsvorm tegenwoordige tijd.
  • Bij de spelling van de pv in tegenwoordige tijd ga je uit van de ik-vorm.
    Ik loop, ik wandel, ik ga, ik kijk.
  • Bij een hij of zij (enkelvoud), komt er een -t achter de ik-vorm.
    Hij loopt, zij wandelt, hij gaat, zij kijkt.
  • Als het om een meervoud gaat, schrijf je de wij-vorm.
    Wij lopen, wij wandelen, wij gaan, wij kijken.
Een werkwoord

Slide 5 - Slide

Deze wedstrijd ... (vervelen, t.t.) mij ontzettend.
A
verveel
B
verveeld
C
verveelt
D
verveeldt

Slide 6 - Quiz

Mijn buurman ... (besteden, t.t.) veel tijd in zijn tuin.

Slide 7 - Open question

Door de regen ... (fietsen, t.t.) zij vandaag maar niet naar de stad.
A
fietsd
B
fietst
C
fiets
D
fietsen

Slide 8 - Quiz

Sterke werkwoorden
Zwakke
werkwoorden
Sterke werkwoorden zijn sterk genoeg om in de verleden tijd van vorm te veranderen.
lopen - liepen
zoeken - zochten
gaan - gingen
Zwakke werkwoorden zijn niet sterk genoeg om in de verleden tijd van vorm te veranderen.
hopen - hoopten
maken - maakten
bestellen - bestelden


Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Wat
Cursus 7, paragraaf 9 (blz. 234-235)
Sterke en zwakke werkwoorden
Opdracht 1 t/m 5.
Hoe
Alleen of in tweetallen (degene die naast je zit).

Hulp
Overleg fluisterend. Weet je het nog niet?
Steek dan je vinger op.
Tijd
Tien minuten.
Klaar
Ga verder met opdracht 6.
Aan de slag
timer
10:00

Slide 11 - Slide

Eigen naam gebruiken!!!

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

De lesdoelen
  • Je kunt de persoonsvorm in tegenwoordige tijd spellen.
  • Je weet wat sterke en zwakke werkwoorden zijn.

Slide 14 - Slide

Einde van deze les!
Als het goed is weet je nu: 
  • Hoe je de persoonsvorm in tegenwoordige tijd moet spellen.
  • Wat een sterk werkwoord is en waarom we dat 'sterk' noemen.
  • Wat een zwak werkwoord is en waarom we dat 'zwak' noemen.

Slide 15 - Slide

Wandelen verandert in de verleden tijd naar 'wandelden'. Is dit een sterk of een zwak werkwoord?
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 16 - Quiz

Mijn oma ... altijd veel verhalen.

(vertellen, v.t.)
A
vertelt
B
vertelte
C
vertiel
D
vertelde

Slide 17 - Quiz

Ik ... naar huis via de Voorstraat.

(lopen, v.t.)
A
loop
B
liep
C
loopte
D
loopde

Slide 18 - Quiz