unidad 5 comer con gusto

TB 4, p. 45
Luister naar de dialoog met het boek dicht, en beantwoord de vragen:
- Wat koopt de man op de markt (incl. hoeveelheid)
- Wat kost het in totaal?
- Wat is er met de tomaten aan de hand?
TB 4
1 / 33
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

Items in this lesson

TB 4, p. 45
Luister naar de dialoog met het boek dicht, en beantwoord de vragen:
- Wat koopt de man op de markt (incl. hoeveelheid)
- Wat kost het in totaal?
- Wat is er met de tomaten aan de hand?
TB 4

Slide 1 - Slide

En el mercado

Klant: 
1. Ik zou willen....
2. Heeft u ....?
3. Geeft u mij ..., alstublieft.
4. Dit is alles
5. Hoeveel is het in totaal?



Verkoper:
6. Hier heeft u het (alstublieft)
7. Sorry, vandaag heb ik die niet.
8. Anders nog iets?
9. Hoeveel wilt u?
10. Het is ...... euros.

Slide 2 - Slide

Cliente

1. Quería.....
2. Tiene....?
3. Deme ..., por favor.
4. Eso es todo.
5. ¿Cuánto es (en total)?
Vendedor

6. Aquí tiene.
7. Lo siento hoy no tengo.
8. ¿Algo más?
9. ¿Cuánto quiere?
10. Son .... euros.

Slide 3 - Slide

querer
quiero
quieres
quiere
queremos
queréis
quieren

Zoek de verschillen & overeenkomsten met regelmatige werkwoorden?
preferir
prefiero
prefieres
prefiere
preferimos
preferís
prefieren

Slide 4 - Slide

Werkboek
WB 7 t/m 10 + 13

Slide 5 - Slide

   TB 8, p. 46                         (TB 5A, p. 45)

Schrijf in je schrift de ontbrekende nummers. 

Slide 6 - Slide

aantekening getallen:
- precies 100 is "cien", daarna "ciento" (102 = ciento dos)
- de honderdtallen vanaf 200 hebben een mannelijke en een vrouwelijke vorm: doscientos chicos/ doscientas chicas.
- Er staat alleen "y" tussen hondertallen en eenheden: 82  = ochenta y dos, verder niet, dus 515 = quienientos quince)
- 1982: mil novecientos ochenta y dos.

Slide 7 - Slide

  • Mil is onveranderlijk:  tres mil euros, cien mil dólares
  • € 3. 520 =

  • € 7. 555 =

  • € 2. 106 =
tres mil quinientos veinte euros
siete mil quinientos cincuenta y cinco euros
dos mil ciento seis euros

Slide 8 - Slide

WB 15 p.47      +     WB 14, p. 47     +      WB 12, p. 46
27

Slide 9 - Slide

Uitleg bij WB 13, p. 47
preferir
tener
querer
prefiero
tengo
quiero
prefieres
tienes
quieres
prefiere
tiene
quiere
preferimos
tenemos
queremos
preferís
tenéis
queréis
prefieren
tienen
quieren

Slide 10 - Slide

26

Slide 11 - Slide

TB 8A, p. 46

Schrijf in je schrift de ontbrekende nummers. 

Slide 12 - Slide

aantekening getallen:
- precies 100 is "cien", daarna "ciento" (102 = ciento dos)
- de honderdtallen vanaf 200 hebben een mannelijke en een vrouwelijke vorm: doscientos chicos/ doscientas chicas.
- Er staat alleen "y" tussen hondertallen en eenheden: 82  = ochenta y dos, verder niet, dus 515 = quienientos quince)
- 1982: mil novecientos ochenta y dos.

Slide 13 - Slide

  • Mil is onveranderlijk:  tres mil euros, cien mil dólares
  • € 3. 520 =

  • € 7. 555 =

  • € 2. 106 =
tres mil quinientos veinte euros
siete mil quinientos cincuenta y cinco euros
dos mil ciento seis euros

Slide 14 - Slide

WB 15 p.47      +     WB 14, p. 47     +      WB 12, p. 46
27

Slide 15 - Slide

Werkwoorden met onregelmatige vormen (TB pag. 122-135)

Slide 16 - Slide

Maak het rijtje af in je schrift:
poder (ue) = kunnen

puedo
puedes
puede
podemos
podéis
pueden

dormir (ue) = slapen

duermo 



 
 
Maak nu
WB 16 & 18 op p. 48

Slide 17 - Slide

TB 10 a, p. 47                       (TB 6a p. 46) 
 
Luister naar het gesprek. Welke tapas worden besteld?
 
Ken je alle tapas? 

30

Slide 18 - Slide

TB 10C, p. 47: Vul het schema aan
& vertaal
¿Qué quieren?
- Una ración de...
- Yo una cerveza
- Un agua mineral, por favor
- Para mí, un tinto de la casa
¿___________________?
¿Qué lleva?
¿Lleva______/mayonesa?
¿___________________?
¿Se come caliente/frío?
Bestellen                            Inf. vragen over een gerecht
¿Y qué es eso?
¿Son picantes?
timer
10:00
Maak nu:
WB 11, p. 46 
WB 17, p. 48
WB  20, p. 49

Slide 19 - Slide

Hulp bij WB 20, p. 49
1. aquí (tener - ellos) tapas muy ricas.
2. Sí, un poco, (llevar-ellos) una salsa....
3. No, entonces (preferir-yo) otra cosa, no me (gustar!) las comidas picantes.
4. ¿Las (preferir-tú) a la plancha o al ajillo?
5. A la plancha, es que no (poder-yo) comer ajo, También (poder-nosotros) probar los calamares, ¿te (gustar!)
6. .... para beber. ¿(preferir-tú) vino blanco o tinto?
7. ¿(Probar-nosotros) el vino blanco de la casa?

Slide 20 - Slide

Elisa compra una silla para la playa
Wat is het lijdend voorwerp?
A
Elisa
B
compra
C
una silla
D
la playa

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Video

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Het lijdend voorwerp pag. 47 TB oef 8a,b,c

Slide 28 - Slide

¿Qué comes? TB nr. 9 p.48
1kg = un kilo de...
1/2kg = medio kilo de..
1 1/2 = un kilo y medio de... 
100 g = cien gramos de...
1 l = un litro de...
1/2 = medio litro de...
un paquete de...
una botella de...
una lata de...
un frasco de...
una bolsa de...
un poco de...
hoeveelheden en verpakkingen
WB nr. 5 p.44  
timer
4:00

Slide 29 - Slide

Na werkcollege
Hoeveel?
¿Cuánto? ¿Cuánta?
¿Cuántos? ¿Cuántas?



Miramos WB. Reglas y Sistemas en la pagina 51
Vul het schema aan.  




Slide 30 - Slide

Los deberes
  • Bestuderen behandelde stof unidad 5
  • WB maken oef. 1 t/m 20 (behalve oef. 5 t/m 8)
  • TT unidad 3-4 maken en controleren.

WB oef. 5 t/m 8 gaan over de maten, gewichten, inhoudsmaten. Daarvoor kun je de slide "¿Qué comes" bestuderen. 

Slide 31 - Slide

DEBERES
TB.Unidad 5, p.45
  • oef.4: gesprek voorbereiden.
  • ej.5 : ¿Cuántos melones exporta......? Schrijf de ontbrekende getallen uit.
  • oef.6 woordjes zoeken.
WB. Unidad 5
p.45, ej. 9a-b
p.46, ej.10
p.47, ej.13, 14 a-b

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide