This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Ontdekkers en hervormers
Slide 1 - Slide
Waarbij denk je aan het thema: Ontdekkers en hervormers?
Slide 2 - Mind map
Religie
vervolgen
Dominee (predikant)
Hervorming (Reformatie)
calvinisme
Godsdienst, geloof
opsporen en gevangennemen
leider van een protestantse kerkdienst
protestants geloof volgens de ideeën van Calvijn
verandering waarbij christenen de katholieke kerk wilden veranderen en zich afsplitsen van deze kerk
Slide 3 - Drag question
De Duitse monnik Maarten Luther vond dat: (maak de zin af)
A
de katholieke kerk geen veranderingen nodig had.
B
mensen de bijbel niet zelf moesten lezen.
C
hervormingen hard nodig waren.
D
de paus en geestelijke in Rome genoten van een luxe leven.
Slide 4 - Quiz
Er waren kritische katholieke die zich niet van de kerk splitsten. Noem een voorbeeld (denk hierbij aan een Rotterdamse brug die o.a. naar hem is vernoemd).
Slide 5 - Open question
Welke gebeurtenis is afgebeeld op de afbeelding? -->
Slide 6 - Open question
Hij regeerde vanuit zijn paleis in Brussel en kwam nooit in de Noordelijke gewesten.
In 1559 benoemde hij prins Willem van Oranje tot stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht
In 1559 werd zij benoemd tot landvoogdes in de Nederlanden
In 1568 viel Willem van Oranje vanuit Duitsland met een leger binnen om de ................. te bestrijden.
In 1581 besloten de leider van de zeven noordelijke gewesten dat ze ht gezag van .......... niet langer erkende.
Hertog van Alva
Karel V
Filips II
Filips II
Margaretha
Slide 7 - Drag question
Geef een verschil en overeenkomst voor de begrippen godsdienstvrijheid en gewetensvrijheid?
Slide 8 - Open question
Vanuit Duitsland en Scandinavië ...... veel mensen naar Nederland. Wat moet op de stippellijn?
A
emigreerden
B
migreerden
C
verhuisden
D
liepen
Slide 9 - Quiz
Wat is het verschil tussen een immigrant en een migrant?
Slide 10 - Open question
De gekochten slaven Afrika werden mee genomen naar ... in ruil voor plantageproducten.
De slaven werden geruild voor plantage goederen, deze werden vervoerd naar .........
De plantageproducten werden in ... verkocht voor veel geld. Zij namen geweren, texiel ect. mee naar Afrika.
Afrika
Europa
Amerika
Slide 11 - Drag question
Welke gebeurtenis zie je op het plaatje? -->
A
Vasco da Gama komt aan in India
B
Spanje komt aan in Nederland
C
De trans-Atlantische slavenhandel
D
Columbus kom aan in Amerika
Slide 12 - Quiz
Waaraan hebben de Indianen hun naam te danken? (Hoe zijn de ze op de naam Indianen gekomen?)