This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Waar denk je aan bij de woorden: 'Eigen omgeving'? (3 woorden)
Slide 5 - Mind map
Slide 6 - Slide
In welke wijk woon je? Als je dat niet weet, vraag je ouders, je buurman, of gebruik google.
Klik op 'bewaren' als je je antwoord hebt ingevuld!
Slide 7 - Open question
Welke voorzieningen in jouw wijk gebruik jij? (geef 5 voorbeelden)
Slide 8 - Mind map
Wat is volgens jou een groenvoorziening?
timer
1:00
Slide 9 - Open question
Slide 10 - Slide
Waaraan kan je zien dat dit een rijke wijk is?
timer
1:00
Slide 11 - Open question
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Noteer twee dingen die je deze les hebt geleerd
Klik op 'bewaren' als je je antwoord hebt ingevuld!
Slide 17 - Open question
Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen
Klik op 'bewaren' als je je antwoord hebt ingevuld!
Slide 18 - Open question
Maakwerk week 16
Maken §7.1 in de Geo (online)
Overslaan: 3bcd, 6abcd, 7abcde, 9
Voor morgen heb je t/m 4d af :)
En vraag vast aan je ouders hoe jouw wijk/ buurt heet als je dat niet weet. Morgen gaan we dat ook opzoeken.
Slide 19 - Slide
herhaling H7.1
Slide 20 - Slide
In de meeste wijken staan verschillende soorten huizen...
Slide 21 - Slide
Kenmerken van woningen
Is jouw huis...
een één of meergezinswoning?
laagbouw of hoogbouw?
huur of koop?
duur of goedkoop?
Slide 22 - Slide
Verschil eengezinswoning en meergezinswoning?
Eengezinswoning: woningen die bestemd zijn voor één gezin. Je kunt er ook alleen of met z'n tweeeën wonen. Voorbeeld: vrijstaand huis, 2-onder-1-kap, rijtjeshuis.
Meergezinswoning: Meerdere gezinnen wonen in hetzelfde gebouw. Voorbeeld: flat, appartement.