Klare taal les 25: rangtelwoorden

rangtelwoorden
In deze les leer je 
- wat rangtelwoorden zijn
- hoe je rangtelwoorden kunt vormen
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

rangtelwoorden
In deze les leer je 
- wat rangtelwoorden zijn
- hoe je rangtelwoorden kunt vormen

Slide 1 - Slide

Maareerst eenv raag:
Wat zijn telwoorden?

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

telwoorden

Telwoorden zijn cijfers, nummers, aantallen.

Met telwoorden kun je tellen:
1, 2, 3, 4, 5, .....
rangtelwoorden

Rangtelwoorden  geven een volgorde aan.

1e, 2e, 3e, ........

Slide 4 - Slide

Zes (6) is een telwoord
A
Goed
B
Fout

Slide 5 - Quiz

Acht (8) is een rangtelwoord
A
Goed
B
Fout

Slide 6 - Quiz

Wat is een rangtelwoord?
A
Tien
B
Vijfde
C
100
D
veel

Slide 7 - Quiz

Wat is geen rangtelwoord?
A
vierde
B
eerste
C
negentien
D
laatste

Slide 8 - Quiz

Wat zijn de regels om een rangtelwoord te maken?
Van 1 - 20:                 Meestal telwoord + de

eindigt een telwoord op      -t,   -d,   -g ?      ->    + ste

Slide 9 - Slide

van 1 tot 20 :
1e : eerste                                6e :   zesde
2e: tweede                              7e :   zevende
3e: derde                                 8e :   achtste
4e: vierde                                9e :   negende
5e: vijfde                                 10e : tiende

Slide 10 - Slide

van 11 tot 20:
11e : elfde                                16e : zestiende
12e: twaalfde                         17e : zeventiende
13e: dertiende                       18e : achttiende
14e: veertiende                     19e : negentiende
15e: vijftiende                          20e : twintigste

Slide 11 - Slide

LET OP!!
1e: eende X = eerste
3e: driede X = derde

Slide 12 - Slide

Dus wat zijn de regels?
Rangtelwoord = Telwoord + de

Maar niet voor:
1e= eerste            3e= derde

Eindigt een telwoord op -t, -d, -g ? -> + ste
8e   = achtste
40e = veertigste
100  = honderdste

Slide 13 - Slide

En ook nog:

eerste                             middelste                          laatste

Slide 14 - Slide

Een rangtelwoord geeft een volgorde aan.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Zoek het rangtelwoord

Gisteren wonnen deze elf voetballers hun eerste wedstrijd.
A
eerste
B
elf

Slide 16 - Quiz

Wat is hier een rangtelwoord?
A
nul (o)
B
honderd (100)
C
dertien (13)
D
negende (9)

Slide 17 - Quiz

Waar of niet waar?
Laatste en middelste zijn rangtelwoorden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Januari is de ________ maand van het jaar.

Slide 20 - Open question

Maart is de _________ maand van het jaar

Slide 21 - Open question

Mei is de ________ mand van het jaar.

Slide 22 - Open question

Augustus is de __________ maand van het jaar.

Slide 23 - Open question

December is de ___________ maand van het jaar.

Slide 24 - Open question

Zondag is de eerste dag van de week. Maandag is de _____ dag van de week.

Slide 25 - Open question

Woensdag is de _________ dag van de week.

Slide 26 - Open question

Vrijdag is de ______ dag van de week.

Slide 27 - Open question

Het rangtelwoord van 1 is?

Slide 28 - Open question

Het rangtelwoord van 11 is?

Slide 29 - Open question

Het rangtelwoord van 20 is?

Slide 30 - Open question

Ik weet nu wat rangtelwoorden zijn
A
ja
B
nee

Slide 31 - Quiz

Ik weet nu hoe ik rangtelwoorden moet maken.
A
ja
B
nee
C
een beetje

Slide 32 - Quiz

Breuken en decimalen
Zie blz. 72

Slide 33 - Slide

achttiende is niet achttiende

18de is niet 8/10

Slide 34 - Slide

blz. 72 lezen
blz. 73 maken

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide