V4 §8.3 Kringlopen in ecosystemen

§ 8.3 Kringlopen in ecosystemen
deel 1
 
Jullie gaan zelf deze Lessonup les doornemen ( en de vragen beantwoorden).
Daarna §8.3 van de methode lezen en opgaven maken.
Als iets niet duidelijk is, dan direct contact opnemen met je docent.



1 / 17
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

§ 8.3 Kringlopen in ecosystemen
deel 1
 
Jullie gaan zelf deze Lessonup les doornemen ( en de vragen beantwoorden).
Daarna §8.3 van de methode lezen en opgaven maken.
Als iets niet duidelijk is, dan direct contact opnemen met je docent.



Slide 1 - Slide

 bodem
                                                       De bodem bestaat uit verschillende lagen.

Het meeste natuurlijk afval (dedritus) valt op de bodem. Met natuurlijk afval bedoelen we bladeren, takken, dode organismen, ontlasting en urine, veren, haren, eierschalen.....

Slide 2 - Slide

Tekst
De bovenste laag is de strooisellaag. In deze laag zijn takjes, bladeren enz. nog te herkennen. Bodemdiertjes maken hier het afval kleiner door het als voedsel te gebruiken.

De ontlasting van de bodemdiertjes en de kleine stukjes die overblijven vormen de tweede laag. Schimmels en bacteriën breken deze organische resten helemaal af tot anorganische stoffen. Dit is de humuslaag. Dit is een donkere laag in de grond, rijk aan voedingsstoffen voor planten.

De derde laag is de grondlaag met zand, klei, steen.

Slide 3 - Slide

bodem organismen
De bodemdiertjes, zoals regenwormen, pissebedden, duiezendpoten voeden zich met grof organisch materiaal en zijn eigenlijk consumenten.
Bacteriën en schimmels breken het fijngemaakte organisch materiaal helemaal af zodat anorganische stoffen zoals mineralen weer beschikbaar zijn voor de planten in de kringloop. Zij zijn de reducenten.

Slide 4 - Slide


Door de afbraak van organische stoffen door de reducenten komen anorganische stoffen weer vrij uit dit organisch materiaal. Planten kunnen bijvoorbeeld nitraat, ijzer, magnesium via hun wortels opnemen. Ook koolstof komt als element vrij bij deze afbraak. Toch neemt de plant dit koolstof uit de bodem niet op.
Op welke manier komen planten aan hun koolstofatomen?

Slide 5 - Open question

Reducenten zorgen er voor dat stoffen weer gebruikt kunnen worden door de producenten en dat er een kringloop (hergebruik) van stoffen mogelijk is.
In een kringloop van stoffen volg je 1 bepaald element (atoomsoort). Bijvoorbeeld koperionen, koolstof of stikstof.
In BINAS 93F (pak hem erbij!)  staat de koolstofkringloop afgebeeld.

Slide 6 - Slide

In de kringloop wordt de organische stof glucose in het groen (in producent) weergegeven. Glucose kan worden omgezet in andere organische stoffen door voortgezette assimilatie.
Geef twee voorbeelden van andere organische stoffen die dan kunnen ontstaan.

Slide 7 - Open question

In BINAS 93F koolstofkringloop zie je onder andere de volgende kleuren en gebeurtenissen.
Producenten kunnen door fotosynthese of chemosynthese anorganische stoffen zoals CO2 en H2O  omzetten in glucose en andere organische stoffen.

Consumenten gebruiken glucose en de andere organische stoffen als voedsel en zetten deze stoffen (na vertering) om in hun eigen organische stoffen (de stoffen waaruit ze zijn opgebouwd (eiwitten, vetten, DNA, ....).

Reducenten zetten organische stoffen om in anorganische stoffen CO2 en CH4

Slide 8 - Slide

In de kringloop vindt je terug dat glucose in producenten (groen) en in consumenten (blauw) weer wordt omgezet in CO2 door het proces aerobe dissimilatie. Leg in eigen woorden uit wat wordt bedoeld met aerobe dissimilatie.

Slide 9 - Open question

We kennen een langzame en een snelle koolstof kringloop. In de snelle koolstofkringloop wordt CO2 uit de atmosfeer opgenomen door planten en omgezet in glucose en andere organische stoffen. Een deel van de glucose wordt door de plant gebruikt als brandstof waarbij CO2 weer vrijkomt. (dissimilatie)
Consumenten gebruiken planten (en elkaar) als voedsel. Organische stoffen worden verteerd en omgezet in eigen organische stoffen en gebruikt als brandstof (dissimilatie) waarbij het weer als CO2 vrijkomt.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

In de langzame koolstofkringloop is het atoom koolstof langere tijd (miljoenen jaren) opgeslagen in fossiele brandstof of als CaCO3 kalksteen op de zeebodem.
Door de verbranding van fossiele brandstoffen (aardolie, aardgas, bruinkool, steenkool) komt CO2, dat miljoenen jaren geleden door producenten is opgenomen en omgezet in organisch materiaal, weer in de atmosfeer terug.
De CO2 toename in de atmosfeer veroorzaakt het verstrekt broeikaseffect.

Slide 12 - Slide

Bovenin de koolstofkringloop zie je wat er gebeurt met CO2 als het oplost in water. CO2 reageert daar met watermoleculen en er ontstaan HCO3- ionen en CO32- ionen, die allebei met in water aanwezige Ca2+ ionen kunnen neerslaan. (de onoplosbare vaste stof calciumcarbonaat = kalksteen = CaCO3 ontstaat).
Ook de schelpen van schelpdieren zoals mossel, slak, kokkel bestaan uit calciumcarbonaat.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Gebruik de info van de vorige dia.
Waardoor leidt een verlaging van de pH ertoe dat de schelpdieren minder kalk afzetten in hun schelp? (in 2 stappen uitleggen)

Slide 15 - Open question

Vragen?
- neem zo snel mogelijk contact op met je docent.

- ga nu zelf de methode §8.3 doornemen en de opgaven maken en nakijken.

-Volgende week behandelen we de stikstofkringloop.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide