This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Tussentijdse test....wat weet je nog?
H4 Bevolking en ruimte in Nederland
Succes!
Slide 1 - Slide
Wat hebben een geboortegolf en vergrijzing met elkaar te maken?
Slide 2 - Open question
Naast de naoorlogse geboortegolf zijn er nog meer oorzaken aan te wijzen voor de vergrijzing in Nederland.
Noteer twee andere oorzaken voor de vergrijzing in Nederland.
Slide 3 - Open question
In Oost-Europa worden minder baby;s geboren dan er mensen sterven. Welk begrip past hierbij?
A
geboorteoverschot
B
een sterfteoverschot
C
natuurlijke groei
D
een laag sterftecijfer
Slide 4 - Quiz
Welke uitspraak is juist?
A
In de stedelijke gebieden is de bebouwingsdichtheid laag omdat er veel parken en tuinen zijn.
B
Een hoge bevolkingsdichtheid en een hoge bebouwingsdichtheid gaan vaak samen.
C
In landelijke gebieden wordt de ruimte vooral gebruikt voor huizen.
D
Een kenmerk van stedelijke gebieden is het lage aantal voorzieningen.
Slide 5 - Quiz
Waar is in Nederland sprake van?
A
Vertrekoverschot/ Geboorteoverschot
B
Vestigingsoverschot/ Sterfteoverschot
C
Vertrekoverschot/ Sterfteoverschot
D
Vestigingsoverschot/ Geboorteoverschot
Slide 6 - Quiz
In krimpgebieden is er sprake van vergrijzing
A
juist
B
onjuist
Slide 7 - Quiz
Er is vergrijzing in de grensgebieden door migratie van de jongeren.
A
goed
B
fout
Slide 8 - Quiz
Wat is geen oorzaak van krimpgebieden?
A
Vergrijzing
B
Weinig banen
C
Weinig scholen
D
Hoog geboortecijfer
Slide 9 - Quiz
Voorbeeld: er worden in Nederland op een dag 300 kinderen geboren en er overlijden er 50. Daarnaast komen er 30 vluchtelingen bij en emigreren 15 Nederlanders naar het buiteland. Wat is de natuurlijke bevolkingsgroei van deze dag?
A
250
B
395
C
265
D
geen van deze antwoorden
Slide 10 - Quiz
Op de kaart in bron 2 zijn vier regio’s aangegeven. Twee van deze regio’s zijn krimpgebieden en in twee regio’s groeit de bevolking. Wat is de juiste combinatie van cijfer en soort gebied?
A
Krimp 1 en 2
Groei 3 en 4
B
Krim 1 en 4
Groei 2 en 3
C
Krim 2 en 3
Groei 1 en 4
D
Krimp 3 en 4
Groei 1 en 2
Slide 11 - Quiz
Welke bevolkingsgrafiek hoort bij Nederland (2019)?
A
bevolkingsgrafiek A
B
bevolkingsgrafiek B
C
bevolkingsgrafiek C
D
bevolkingsgrafiek D
Slide 12 - Quiz
Participatie en sociale samenhang zijn in een dorpje kleiner dan in een stadsbuurt.
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quiz
Wat is geen voorbeeld van participatie?
A
Boodschappen doen voor de buurvrouw
B
Naar school gaan
C
Buurtfeest organiseren
D
Bbq met de buren
Slide 14 - Quiz
Welk begrip past hierbij?
A
Ruimtelijke kwaliteit
B
Sociale controle
C
Infrastructuur
D
Segregratie
Slide 15 - Quiz
De wereldbevolking neemt toe door de natuurlijk bevolkingsgroei. Leg uit waarom de sociale bevolkingsgroei geen rol speelt bij de toename van de wereldbevolking?
Slide 16 - Open question
wat is mobiliteit?
A
de mogelijkheid om je ter verplaatsen
B
alle vervoersmiddelen
C
het verkeer
D
telefoons
Slide 17 - Quiz
Wanneer mensen van de stad naar het platteland verhuizen noemen we dit:
A
urbanisatiegraad
B
suburbanisatie
C
mobiliteit
D
verstedelijking
Slide 18 - Quiz
Welke begrip past hier bij?
A
Consumptie goederen
B
BRP/hoofd
C
Cohesie
D
Congestie
Slide 19 - Quiz
Van vroeger naar nu:
A
urbanisatie - re-urbanisatie - suburbanisatie.
B
suburbanisatie - urbanisatie - re-urbanisatie
C
suburbanisatie - re-urbanisatie - urbanisatie
D
urbanisatie - suburbanisatie - re-urbanisatie
Slide 20 - Quiz
Stad
Agglomeratie
Stedelijk gebied
Suburbanisatie
Urbanisatie
Slide 21 - Drag question
Remigratie is
A
een ander woord voor gezinshereniging
B
het verhuizen naar een ander land
C
het terugkeren van immigranten naar hun land van herkomst
Slide 22 - Quiz
Een man komt met zijn gezin naar Nederland omdat hij hier gaat werken. Is dit gezinshereniging?