HAVO 3 - Werkwoordspelling - les 2 - oefenen

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

WERKWOORDSPELLING

Programma

• Lesdoelen
• Geleerd?
• Oefenopdrachten
  
• Huiswerk & Afsluiting

Lesdoelen:

Ik weet/kan:

• wat sterke en zwakke werkwoorden zijn
• de verschillende vormen van een werkwoord herkennen (theorie te vinden in W1.2)
• de regels toepassen voor een juiste spelling van de werkwoorden

Wat is de allerbelangrijkste en allereerste vraag die je jezelf moet stellen als je werkwoordspellingsoefeningen maakt?

Is de werkwoordsvorm in de zin een persoonsvorm of een andere werkwoordsvorm?

Omdat je op reis bent, BEANTWOORD ik je mail.

1. persoonsvorm
2. andere werkwoordsvorm

Hoe moet het werkwoord gespeld worden dat op de puntjes komt?

.... (bereiden) je moeder altijd zoveel eten?

1. bereid
2. bereidt
3. bereit

Welke vorm heeft het werkwoord in hoofdletters?

MAAK het jezelf nou niet te moeilijk!

1. persoonsvorm tegenwoordige tijd
2. persoonsvorm verleden tijd
3. gebiedende wijs
4. infinitief

Noteer het werkwoord tussen haakjes in de verleden tijd.
Mijn buurman ... (BEVRIJDEN) onze kat.

Noteer het werkwoord tussen haakjes in de verleden tijd.
Max ... (RACEN) op het circuit van Zandvoort.

Zet de zin in de voltooide tijd (PV en VD!)

Mirella ... mijn kamer zo mooi .... (VERVEN).

Zet de zin in de voltooide tijd (PV en VD!)

De taart ... helaas helemaal ... (VERBRANDEN).

Noteer het onvoltooid deelwoord van het werkwoord tussen haakjes.
... (GAPEN) lag het pas geboren kindje in haar wieg.

Noteer het bijvoeglijk naamwoord van het werkwoord tussen haakjes.
De ... (HUILEN) baby'tjes werden snel getroost.

Noteer de juiste VORM en de juiste SPELLING.

... (WORDEN) nou niet meteen boos!

Noteer de juiste VORM en de juiste SPELLING.
Als hij wil wandelen, zit mijn hond steeds naar me te .... (KIJKEN).

Geheugensteun

De allerbelangrijkste en allereerste vraag die je jezelf moet stellen bij het schrijven van werkwoorden is: 

HEB IK TE MAKEN MET EEN PERSOONSVORM?

Werkwoordsvormen

Een werkwoord kan dus de volgende vormen aannemen:

* persoonsvorm (PVTT/PVVT) => red - redt - redden- redde

* voltooid deelwoord (VD) => gered

* onvoltooid deelwoord (OD) => reddend

* infinitief (INF) => redden

* gebiedende wijs (GW) => red!

* bijvoegelijk naamwoord (BN) => geredde hond, reddende man

Opfriscursus

Weet je niet meer hoe je de verschillende vormen moet vinden en spellen? 

Kijk dan het filmpje hiernaast!

Oefening!

Er komt een oefening op het bord te staan.

Maak de oefening op het uitgedeelde papier.

Blijf ondertussen in de les.

Toetsstof

Voor je toets moet je het volgende weten:

* het verschil tussen een persoonsvorm en      de andere werkwoordsvormen

* het verschil tussen enkelvoud en                    meervoud

* de kenmerken van de werkwoordsvormen

Voor je toets moet je het volgende kunnen:

* de werkwoorden juist spellen

* de juiste vorm van het werkwoord                  benoemen

Hoe denk je dat je een toets werkwoordspelling op dit moment zou maken?

Heel goed!

Waarschijnlijk voldoende

Waarschijnlijk onvoldoende

Heel slecht!

www.cambiumned.nl

Huiswerk & afronding

WERKWOORDSPELLING LEER JE DOOR TE OEFENEN!!

Huiswerk voor de volgende keer:

• leren: stappenplan werkwoordspelling (zie studiewijzer)
• maken: Studyflow W4.3 + Test Jezelf