Aspecten van de voorstelling en vormgeving

Aspecten van de voorstelling en vormgeving
1 / 47
next
Slide 1: Slide
TekenenMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Aspecten van de voorstelling en vormgeving

Slide 1 - Slide

Aspecten van de voorstelling
Wat zie je? 
Kijk naar de objecten en figuren: hun houding, de kijkrichting, en de attributen 
Is de voorstelling figuratief, abstract of een tussenvorm? 

Slide 2 - Slide

Wat is geen aspect van de voorstelling die je ziet in deze afbeelding?
Munch de schreeuw, expressionisme
A
Het figuur op de voorgrond kijkt links naar de grond
B
In de lucht zit een warm koud kleurcontrast
C
Het figuur op de voorgrond heeft zijn handen naast zijn hoofd en zijn mond open daardoor kijkt hij verschrikt
D
Het is een figuratief schilderij

Slide 3 - Quiz

Wat is een voorstellingsasspect
Juan miro, Paysage Catalan. Surrealisme
A
Dit werk is abstract
B
Dit werk is figuratief
C
Dit werk is non figuratief
D
Dit werk is een tussenvorm

Slide 4 - Quiz

Wat is een aspect van de voorstelling? Andy Warhol, Marilyn Monroe, popart
A
Het kapsel van Marilyn Monroe was mode in de jaren 50-60
B
De kleuren zijn niet realistisch
C
Er is geen sprake van perspectief, door de zwarte belijning is het beeld plat
D
Er is sprake van afsnijding bij het haar en de kin

Slide 5 - Quiz

Aspecten uit de vormgeving? 
Hoe is het weergegeven?
Kleur 
Vorm
Licht
Ruimte
Compositie
Ezelsbruggetje: Kleine Vincent loopt richting centrum

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Wat is complementair kleurcontrast
A
Afb 1 (zanger)
B
Afb 2 abstract
C
Afb 3 (Rembrandt)
D
Afb 4 (tomaten)

Slide 8 - Quiz

Wat is kwantitatief kleurcontrast
A
Afb 1 (zanger)
B
Afb 2 abstract
C
Afb 3 (Rembrandt)
D
Afb 4 (tomaten)

Slide 9 - Quiz

Wat is kleur tegen kleurcontrast
A
Afb 1 (zanger)
B
Afb 2 abstract
C
Afb 3 (Rembrandt)
D
Afb 4 (tomaten)

Slide 10 - Quiz

Wat is warm koud kleurcontrast
A
Afb 1 (zanger)
B
Afb 2 abstract
C
Afb 3 (Rembrandt)
D
Afb 4 (tomaten)

Slide 11 - Quiz

Wat is licht donker kleurcontrast
A
Afb 1 (zanger)
B
Afb 2 abstract
C
Afb 3 (Rembrandt)
D
Afb 4 (tomaten)

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

In welke afbeelding zie je kwaliteitscontrast?
A
Afb 1 (man in het groen)
B
Afb. 2 (weg met bomen)
C
Afb 3 (grote vierkante vlakken met grijs)
D
Afb 4 (abstract met vierkant en cirkels)

Slide 14 - Quiz

In welke afbeelding zie je kleur tegen kleur contrast?
A
Afb 1 (man in het groen)
B
Afb. 2 (weg met bomen)
C
Afb 3 (grote vierkante vlakken met grijs)
D
Afb 4 (abstract met vierkant en cirkels)

Slide 15 - Quiz

In welke afbeelding zie je simultaan contrast?
A
Afb 1 (man in het groen)
B
Afb. 2 (weg met bomen)
C
Afb 3 (grote vierkante vlakken met grijs)
D
Afb 4 (abstract met vierkant en cirkels)

Slide 16 - Quiz

Vorm 
Organische vorm
Basisvorm 
Geometrische vorm 
Vormcontrast 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

In welke afbeeldingen is sprake van organische vormen?
A
Afb 1 (kleurrijk abstract)
B
Afb 2 (groen en blauw)
C
Afb 3 (steen met sokkel)
D
Afb 4 (steen zonder sokkel)

Slide 19 - Quiz

Welke vormconstrast zie je in afb 4?
A
Open vorm /gesloten vorm
B
Geometrische vorm / organische vorm
C
Dik volle vorm/ dunne vorm
D
Hoekig/rond

Slide 20 - Quiz

In welke afbeeldingen is sprake van geometrische vormen vormen?
A
Afb 1 (kleurrijk abstract)
B
Afb 2 (groen en blauw)
C
Afb 3 (steen met sokkel)
D
Afb 4 (steen zonder sokkel)

Slide 21 - Quiz

Welke afbeelding is symmetrisch?
A
Afb 1 (kleurrijk abstract)
B
Afb 2 (groen en blauw)
C
Afb 3 (steen met sokkel)
D
Afb 4 (steen zonder sokkel)

Slide 22 - Quiz

Ruimte
Ruimtesuggestie
Overlapping 
Afsnijding
Plasticiteit
Groot/klein
Stapeling 
Lijnperspectief (centraal perspectief en tweepuntsperspectief) 

Slide 23 - Slide

Ruimte= waar je daadwerkelijk in kunt lopen. Standbeelden en huizen nemen ruimte in.  
Ruimtesuggestie is een tekening ruimtelijk (3D) laten LIJKEN

Slide 24 - Slide

In welke afbeeldingen zie je lijnperspectief?
A
Afb. 1 de stad
B
Afb 2 gezin met baby
C
Afb 3 hand met glazenbol
D
Afb 4 natuur met brug

Slide 25 - Quiz

In welke afbeeldingen zie je afsnijding het duidelijkste ?
A
Afb. 1 de stad
B
Afb 2 gezin met baby
C
Afb 3 hand met glazenbol
D
Afb 4 natuur met brug

Slide 26 - Quiz

In welke afbeeldingen zie je plasticiteit het duidelijkste ?
A
Afb. 1 de stad
B
Afb 2 gezin met baby
C
Afb 3 hand met glazenbol
D
Afb 4 natuur met brug

Slide 27 - Quiz

Compositie 
Ordening waar plaats je een figuur of een object in je tekening 
Symmetrisch A-symmetrisch 
Centraalcompositie
Diagonaalcompositie
Verticaalcompositie
Horizontaalcompositie
Ovaalcompositie 

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Welke afbeelding is diagonaal compositie en daarmee dynamisch?
A
Afb 1 standbeeld linksboven
B
Afb 2 abstract
C
Afb 3 standbeeld linksonder
D
Afb 4 paardenbloem

Slide 30 - Quiz

Welke afbeelding heeft een centraal compositie?
A
Afb 1 standbeeld linksboven
B
Afb 2 abstract
C
Afb 3 standbeeld linksonder
D
Afb 4 paardenbloem

Slide 31 - Quiz

Zowel horizontaal als verticaal zijn statisch, welke zijn dit?
A
Afb 1 standbeeld linksboven
B
Afb 2 abstract
C
Afb 3 standbeeld linksonder
D
Afb 4 paardenbloem

Slide 32 - Quiz

Licht 
Lichtbron
Slagschaduw 
Eigenschaduw 
Plasticiteit 

Slide 33 - Slide

Van welke kant komt het licht
A
Linksboven
B
Linksonder
C
Rechtsboven
D
Rechtsonder

Slide 34 - Quiz

Waar zit de meeste eigenschaduw
A
Linksboven op de noot
B
Linksonder op de noot
C
Linksonder op de ondergrond
D
Middenvoor op de ondergrond

Slide 35 - Quiz

Hoe heet deze schaduw
A
Slagschaduw
B
Eigenschaduw
C
Plasticiteit

Slide 36 - Quiz

Wat is plasticiteit
A
Met een grijs potlood veel ruimtelijkheid creëren
B
Dmv schaduw en licht veel ruimtelijkheid creëren

Slide 37 - Quiz

Wat hoort niet bij stofuitdrukking
A
Zó tekenen dat het materiaal echt lijkt
B
Hyper realistisch
C
Met schaduw en highlights werken

Slide 38 - Quiz

Formeren en de-formeren 
Voorwerpen die verplaatsbaar zijn bij elkaar plaatsen zonder verbindingen 
De-formeren een groep uit elkaar halen 

Slide 39 - Slide

Hanteringswijze 
De manier waarop materiaal en gereedschap gebruikt wordt. De vier belangrijkste hanteringswijze: 
tekenen (met lijnen en punten) 
Schilderen (toetsen die ontstaan door een kwast)
Boetseren klei of ander zacht materiaal wat je in model brengt door het weg te duwen
Beeldhouwen (steen of ander hard materiaal dat je in model brengt door steeds wat weg te halen bijv door gutsen, beitelen 

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Welk werkstuk is met een paletmes gemaakt?
A
Afb 1 (blauw en groen)
B
Afb 2 (blauw, wit groen)
C
Afb 3 portret met roze
D
Afb 4 portret zwart/wit

Slide 42 - Quiz

Welk werkstuk is gearceerd?
A
Afb 1 (blauw en groen)
B
Afb 2 (blauw, wit groen)
C
Afb 3 portret met roze
D
Afb 4 portret zwart/wit

Slide 43 - Quiz

Construeren 
Maken of vormen  door het combineren van verschillende onderdelen = bouwen (net als Lego) 

Slide 44 - Slide

 Assembleren = 3D gevonden voorwerpen worden samengevoegd tot een nieuw beeld

Slide 45 - Slide

Ritme min of meer regelmatig herhalen van elementen 

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide