1MHV Quiz Ordening

1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welk rijken zijn altijd eencellig?
A
Bacteriën en Schimmels
B
Bacteriën en Archaea
C
Schimmels en Planten
D
Dieren en Bacteriën

Slide 2 - Quiz

Welke celkenmerken gebruiken we bij het indelen van organismen?
A
Celwand
B
Celkern
C
Bladgroenkorrels
D
Alle 3 deze celkenmerken

Slide 3 - Quiz

Hoe noemen we bacteriën en archaea bij elkaar?
A
Prokaryoten
B
Eukaryoten

Slide 4 - Quiz

Welke organismen hebben geen celwand?
A
Planten
B
Schimmels
C
Dieren
D
Bacteriën

Slide 5 - Quiz

Welke organismen hebben geen celkern?
A
Bacteriën
B
Dieren
C
Schimmels
D
Archaea

Slide 6 - Quiz

Wanneer horen dieren tot één soort?
A
Als ze veel op elkaar lijken
B
Als ze samen nakomelingen kunnen krijgen
C
Als ze samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen
D
Je kunt dit niet met zekerheid zeggen

Slide 7 - Quiz

Wat zijn twee nadelen die bacteriën kunnen hebben voor de mens?
A
Voedselbederf
B
Dode organismen in de natuur opruimen
C
Ziektes veroorzaken
D
Helpen met de vertering in de darmen

Slide 8 - Quiz

Waar helpt antibiotica tegen?
A
Bacteriële infectie
B
Schimmelinfectie

Slide 9 - Quiz

Hoe planten bacteriën zich voort?
A
Doormiddel van knopvorming
B
Doormiddel van deling
C
Ze hebben geslachtelijke voortplanting
D
Ze doen niet aan voortplanting

Slide 10 - Quiz

Hoe noemen we de lange, dunne draden waar een schimmel uit bestaat?
A
Sliertjes
B
Schimmeldraden
C
Schimmelsporen

Slide 11 - Quiz

Een meercellige schimmel plant zich voort door middel van sporen. Waar worden deze sporen gevormd?
A
In paddestoelen
B
Aan het uiteinde van schimmeldraden
C
Op beide plekken kunnen sporen ontstaan

Slide 12 - Quiz

Welke voedingsmiddelen kunnen we maken met behulp van schimmels?
A
Brood, Wijn, Schimmelkaas
B
Zuurkool, Brood, Schimmelkaas
C
Zuurkool, Yoghurt, Wijn
D
Brood, Wijn, Schimmelkaas

Slide 13 - Quiz

Hoe noemen we het als je een dier op meerdere manieren in twee gelijke helften kunt delen?
A
Niet symmetrisch
B
Tweezijdig symmetrisch
C
Veelzijdig symmetrisch

Slide 14 - Quiz

Bij welke stam hoort dit dier?
A
Sponsdieren
B
Neteldieren
C
Weekdieren
D
Stekelhuidigen

Slide 15 - Quiz

Bij welke stam hoort dit dier?
A
Sponsdieren
B
Neteldieren
C
Weekdieren
D
Stekelhuidigen

Slide 16 - Quiz

Bij welke stam hoort dit dier?
A
Weekdieren
B
Neteldieren
C
Gewervelden
D
Geleedpotigen

Slide 17 - Quiz

Bij welke stam en groep hoort dit dier?
A
Stam: geleedpotigen, Groep: zoogdieren
B
Stam: gewervelden, Groep: amfibiën
C
Stam: geleedpotigen, Groep: amfibiën
D
Stam: gewervelden, Groep: zoogdieren

Slide 18 - Quiz

Bij welke stam van het dierenrijk zijn de dieren niet symmetrisch en leven ze meestal op de boden van de zee?
A
Sponsdieren
B
Gewervelden
C
Weekdieren
D
Neteldieren

Slide 19 - Quiz

Welke stam van het dierenrijk is tweezijdig symmetrisch en heeft vaak een schelp of huisje als skelet?
A
Sponsdieren
B
Neteldieren
C
Gewervelden
D
Weekdieren

Slide 20 - Quiz

Wat is de functie van de tentakels van een kwal?
A
Hiermee kunnen ze zich vasthouden aan iets in de zee
B
Deze tentakels hebben geen functie
C
Hiermee kunnen ze een prooi vangen
D
Hiermee kunnen ze roofdieren afschrikken

Slide 21 - Quiz

Hoe noemen we het skelet van een geleedpotigen?
A
Inwendig skelet
B
Pantser
C
Botten
D
Geen skelet

Slide 22 - Quiz

Welke groepen van de gewervelden zijn warmbloedig?
A
Vogels en Zoogdieren
B
Vogels en Reptielen
C
Zoogdieren en Amfibiën
D
Vissen en Vogels

Slide 23 - Quiz

Waarmee is de huid van amfibiën bedekt?
A
Droge schubben
B
Slijm en Schubben
C
Slijm

Slide 24 - Quiz

Welke groep van de gewervelden legt eieren met een leerachtige schaal?
A
Vissen
B
Amfibiën
C
Reptielen
D
Vogels

Slide 25 - Quiz

Hoe noemen we het als bij gewervelden de jongen direct uit de moeder geboren worden (zonder ei)?
A
Bevallen
B
Levendbarend
C
Levend bevallen
D
Barend

Slide 26 - Quiz

Hoe haalt een volwassen amfibie adem?
A
Met kieuwen en de huid
B
Alleen met de huid
C
Met longen
D
Met longen en de huid

Slide 27 - Quiz