This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Oefentoets traumatologie
Slide 1 - Slide
Welke onderdelen van het skelet horen bij elkaar?Sleep de blauwe vakken naar de juiste rode.
Controleer hier of je het goed hebt.
Bekken
Borstkas
Schoudergordel
Heupbeenderen en heiligbeen
Ribben, borstwervels, borstbeen
Schouderblad en sleutelbeen
Slide 2 - Drag question
Ontstaan bloedneus I: Bij kinderen en jongvolwassenen bloedt er meestal een vaatje voor in de neus. II: Bij ouderen zit de bloeding vaker achter in de neus.
A
I is juist
B
II is juist
C
I en II zijn juist
D
I en II zijn onjuist
Slide 3 - Quiz
Meneer De Groot heeft een bloedneus. Je hebt hem al adviezen gegeven, maar de bloeding stopt maar niet. Meneer De Groot gebruikt bloedverdunners.
I: Bloed stolt niet alleen slechter door gebruik van bloedverdunners, maar ook door gebruik van NSAID’s of pijnstillers uit de aspirine-groep. II: Het beleid voor mijnheer de Groot is consult dezelfde dag
A
I is juist
B
II is juist
C
I en II zijn juist
D
I en II zijn onjuist
Slide 4 - Quiz
Het gouden uur is het eerste uur na een ongeval en wordt door chirurgen zo genoemd omdat je hier de kans hebt om de meeste vitale functies te beschermen door de patiënt te stabiliseren.
A
True
B
False
Slide 5 - Quiz
Dit gewricht bestaat uit een kom van een bot, waarin een ander kogelvormig bot kan ronddraaien
A
Kogelgewricht
B
Zadelgewricht
C
Scharniergewricht
D
Rolgewricht
Slide 6 - Quiz
Stap 0 bij een prikaccident bestaat uit:
I: Laat na het accident de prik-, snij- of bijtwond goed doorbloeden en laat de verwonde de wond met water of fysiologisch zout uitspoelen.
II: Vervolgens moet de wond gedesinfecteerd
worden met een huiddesinfectans: alcohol 70% of chloorhexidine 0,5% in alcohol 70%.
A
I is juist
B
II is juist
C
I en II zijn juist
D
I en II zijn onjuist
Slide 7 - Quiz
Welke hieronder genoemde spier(en) is dwarsgestreept?
A
De spieren rondom de longpijpjes
B
De spieren rondom de longpijpjes
C
De spieren rondom de darmen
D
De spieren rondom het bovenbeen
Slide 8 - Quiz
De opperarmbeen, sleutelbeen en schouderblad vormen samen het schoudergewricht
A
False
B
True
Slide 9 - Quiz
één van de adviezen bij een verstuikte enkel is: Voet belasten op geleide van de pijn
A
True
B
False
Slide 10 - Quiz
Dwarsgestreepte spieren zijn onwillekeurige spieren, zoals bv. in de darmen
A
True
B
False
Slide 11 - Quiz
Mw A . voelt bij het sporten een scherpe pijn in de kuit en heeft een soort van' knapje' gehoord. Wat is het beleid?
A
Adviezen en pijnstilling
B
Spoedvisite
C
Mw mag gelijk naar de praktijk komen
D
Moet gezien worden binnen een uur.
Slide 12 - Quiz
Wat zijn correcte adviezen bij een verzwikte enkel?
A
Probeer gelijk of lopen nog mogelijk is.
B
Chirurgische ingreep is nodig
C
Been hoog leggen en koelen.
Slide 13 - Quiz
Dhr. B. is door een glasruit gevallen, het bloed komt spuitend uit zijn pols. Dit betekent dat het om een veneuze bloeding gaat.
A
True
B
False
Slide 14 - Quiz
Bij het zwachtelen moet je zorgen voor dezelfde windingen en moet meestal voor twee derde deel overlappen
A
True
B
False
Slide 15 - Quiz
Na aanbrengen van het verband controleer je altijd de CSM
CSM staat voor:
A
Circulatie, Stabiliteit, motoriek
B
Circulatie, Sensibiliteit, motoriek
C
Circulatie, Stabiliteit, Materiaal
D
Circulatie, Sensibiliteit, Materiaal
Slide 16 - Quiz
Bij een wond is er helderrood bloed en het komt er stootsgewijs uit. Er is sprake van een
A
veneuze bloeding
B
arteriële bloeding
C
capillaire bloeding
D
arteriële, veneuze of capillaire bloeding
Slide 17 - Quiz
Gevoelsloosheid in een huidgedeelte wijst na een snijwond op het sensorisch zenuwletsel
A
True
B
False
Slide 18 - Quiz
De tetanusbacterie is anaeroob. Dit betekent dat hij het beste groeit in een zuurstofrijke omgeving
A
False
B
True
Slide 19 - Quiz
een wond op een been geneest langzamer dan een wond op het gezicht
A
True
B
False
Slide 20 - Quiz
Wat is zijn antagonisten, kies het beste antwoord.
A
Spieren die een tegengestelde beweging mogelijk maken
B
Spieren die jouw arm bewegen.
C
Spieren die altijd doorwerken
D
Spieren die verkrampen
Slide 21 - Quiz
Welke beweging is in de elleboog mogelijk als je het bot bij de pijl naar boven beweegt.
A
een draaiende beweging
B
buigende en strekkende beweging
C
een rolbeweging
D
er is geen beweging mogelijk
Slide 22 - Quiz
Bij een kraakbeen verbinding is (vul in) .... beweging mogelijk tussen de botten
A
Geen
B
een klein beetje
C
veel
Slide 23 - Quiz
Bij welk type gewricht is er beweging in meerdere richtingen mogelijk?
A
Kogelgewricht
B
Scharniergewricht
C
Rolgewricht
Slide 24 - Quiz
Wat zijn de taken van het skelet?
A
stevigheid en vorm
B
stevigheid, vorm en bescherming
C
stevigheid, vorm, bescherming en beweging
D
stevigheid, vorm, bescherming, beweging en stilstaan
Slide 25 - Quiz
Beweging ontstaat doordat .... 1 .... kunnen samentrekken.
.... 2 .... kunnen niet samentrekken, maar zorgen voor verbinding met het bot.