This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
3 HAVO procenten 3
Slide 1 - Slide
Om 20 procent ergens van uit te rekenen, moet je altijd eerst 1 procent ervan uitrekenen.
A
ja
B
nee
C
moet niet, mag wel
D
ik heb geen idee
Slide 2 - Quiz
Procenten en factor hadden met elkaar te maken. Welk percentage kun je berekenen met de factor 0,85?
Slide 3 - Open question
Rekenen: Dankzij subsidie kost een kaartje voor een theatervoorstelling € 32,50. Zonder subsidie zou het kaartje € 45 kosten. Bereken hoeveel procent de subsidie is van de eigenlijke prijs.
A
28,7%
B
30,1%
C
31,2%
D
27,8%
Slide 4 - Quiz
Bereken hoeveel procent 1,7 is van 2. Noteer de berekening.
Slide 5 - Open question
Hoeveel procent is: 6 van de 28 = (berekening) omzetten breuk, decimaal getal.
Slide 6 - Open question
Op het moment dat er gevraagd wordt: 'Bereken hoeveel %', dan gebruik ik ..
A
de verhoudingstabel
B
deel : geheel x 100%
C
factor
Slide 7 - Quiz
Hoeveel procent is 26 van 105 (schrijf je berekening ook op) Procenten afronden op 1 decimaal
Slide 8 - Open question
Hoeveel procent is 40 van 240? Schrijf je berekening op.
Slide 9 - Open question
7 van de 30 hebben een onvoldoende. Hoeveel procent is dat? (denk aan berekening)
Slide 10 - Open question
8 van de 45 leeringen zijn sportief. Hoeveel procent is sportief? Schrijf je berekening op!
Slide 11 - Open question
Een horloge kost€150.Je krijgt 70% korting.Hoeveel korting krijg je?
A
105
B
80
C
130
D
145
Slide 12 - Quiz
Je moet de korting berekenen. Hoeveel € is de korting?
A
€ 8,24
B
€ 12,74
C
€ 46,71
D
€ 39,95
Slide 13 - Quiz
Hoeveel procent van het aantal transacties werd gedaan via creditcard?