Hoofdpersoon enkelvoud, werkwoord of zelfstandig naamwoord enkelvoud
Ayla wacht bij de bushalte
Het schilderij viel van de muur toen Wendy boos de deur dichtgooide.
Hoofdpersoon enkelvoud, werkwoord of zelfstandig naamwoord meervoud
Jan deelt snoepjes uit aan zijn klasgenoten.
Evelien had zo’n trek dat ze drie broodjes at.