Oefentoets: week 19: 10-05-2022 - PA3 - H3

Examen Capítulo 3 " Corazón Corazón"
                  ¡Mucha suerte chicos y chicas! 
                                   Veel succes!                        1
1 / 46
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Examen Capítulo 3 " Corazón Corazón"
                  ¡Mucha suerte chicos y chicas! 
                                   Veel succes!                        1

Slide 1 - Slide

¡Bienvenid@s a la clase!
¡Buenos días chic@s!

Slide 2 - Slide

La clase de hoy: 

La meta de la clase: het doel van les 
De grammatica en de woordenschat opfrissen en die kunnen toepassen in de opdrachten.

Actividades: Grammaticale regels!!
- Woordenschat hoofdstuk 3 ".
- Jullie oefenen met de "Pretérito imperfecto VS Pretérito indefinido".
- Jullie oefenen met de  "Pretérito indefinido". 
- Jullie oefenen met het "Bijvoeglijk naamwoorden als bijwoord". 
  Voorbereiden op de toets 
                                                                    
                                                                    

Slide 3 - Slide

1. indefinido vs imperfecto
- Kies de juiste variant.
- Maak gebruik van de signaalwoorden en regels (zie stencils its bronnen)

Slide 4 - Slide

1. El viernes jugaba / jugué un partido de fútbol.
A
jugaba
B
jugué

Slide 5 - Quiz

2. Hace dos años conocí / conocía a mi novio.
A
conocí
B
conocía

Slide 6 - Quiz

3. Ayer mis padres comieron / comían en un restaurante.
A
comieron
B
comían

Slide 7 - Quiz

4. En Londres llovió / llovía todos los días.
A
llovió
B
llovía

Slide 8 - Quiz

5. El año pasado visitaba / visité a mis abuelos en España.
A
visitaba
B
visité

Slide 9 - Quiz

6. Yo............................(hablar) con mis amigas en la noche.
A
habló
B
hablaste
C
hablé

Slide 10 - Quiz

7. Pasamos / pasábamos todos los veranos en la playa.
A
pasamos
B
pasábamos

Slide 11 - Quiz

2. El pretérito imperfecto
Wanneer gebruik je de “pretérito imperfecto” en wat betekent pretérito imperfecto?
 - gewoontes uit het verleden beschrijft. Het gaat om dingen die vaker gebeurden.

- mensen/dingen/situaties in het verleden beschrijft, bijvoorbeeld het weer of de sfeer.  Het begin en einde van de gebeurtenis wordt niet aangegeven. 

- De onvoltooide tijd

Aan de volgende tijdsaanduidingen:
antes (vroeger), cada día (iedere dag), todos los domingos (elke zondag)

Slide 12 - Slide

Welke 3 Spaanse werkwoorden zijn onregelmatig in de imperfecto?

Slide 13 - Open question

Vul de juiste vorm van de imperfecto in: Cuando era joven, (ver, yo) la tele cada día.
A
vía
B
veía
C
veías
D

Slide 14 - Quiz

Welk ww is NIET in de imperfecto vervoegd?
A
trabajé
B
hacía
C
hablaba
D
comías

Slide 15 - Quiz

yo (ser)...........muy guapo de joven.
A
eran
B
soy
C
era
D
fui

Slide 16 - Quiz

Andrés y Juan( visitar)................el museo.
A
visitaron
B
visitaban
C
visitas
D
visitaba

Slide 17 - Quiz

Usted (aprender)........alemán en el colegio.
A
aprendaba
B
aprendería
C
aprendas
D
aprendía

Slide 18 - Quiz

él ( andar).........todas las mañanas una hora.
A
andaba
B
anduve
C
andó
D
andaría

Slide 19 - Quiz

Welk ww is NIET in de imperfecto vervoegd?
A
pensaban
B
bebías
C
comieron
D
vivíamos

Slide 20 - Quiz

Vul de juiste vorm van imperfecto in: Antes mi padre (llevar) gafas.
A
llevabas
B
llevía
C
llevaba
D
lleva

Slide 21 - Quiz

Tegenwoordige tijd:
tener - yo
A
tengo
B
tienes
C
tiene
D
tenía

Slide 22 - Quiz


El imperfecto
1. Antes ...........................(comer-yo) demasiado, ............(estar-yo) un poco gordo.
2. No me .........................(gustar) nadar.
3. ...........................................(salir-nosotros) todas las noches.
4. Carlos y mi hermano............................... (pelearse) todo el tiempo.
5. De pequeña.............................................(pintar-ella) muy bien.

Slide 23 - Open question


El imperfecto
6. Mis amigos...........................................(vivir) al lado de mis casa.
7. Mi profesora de inglés...................(ser) muy divertida.
8. Carlos.................................(poner) la música muy fuerte, y ........................(molestar) a los vecinos.
9. Mi hermano....................(montar) en bicicleta cuando ...........................(ir) a su trabajo.
10. Cuando ...............................(ser-vosotros) más jóvenes.............(dormir) mejor.

Slide 24 - Open question

3. El pretérito indefinido
=> voor gebeurtenissen die op een bepaald moment in het verleden plaatsvonden. 
Deze gebeurtenissen zijn afgesloten en hebben voor de spreker geen verband met het heden. 

El verano pasado fui a España
El domingo estudié mucho

Slide 25 - Slide

hablé
bebisteis
vivisteis
nacieron
cantamos
naciste
viviste
cantó
bebieron
Yo- hablar
ellos/ellas-beber
tú- nacer
él/ella- cantar
vosotros- vivir
ellos/ellas- nacer
nosotros- cantar
vosotros-beber
Tú-vivir

Slide 26 - Drag question

Sleep de zinnen naar het juiste vervoegen v/d pretérito indefinido 
comiste
nació
vivieron
comí
estudió
vivió
estudiaron
nacieron
Yo...............................(comer) patatas con carne.
Lynn.................................(estudiar) para el examen de física.
Jochem.........................(vivir) en Holanda
¿Lucas ...........................(comer-tú) pizza en la cena?
Lissane y Anouk.........................(nacer) en Holanda
Lara..........................(estudiar) estañol  con sus amigas.
Sophie  y Chris........................(vivir) en Holanda
Martijn.........................(nacer) el 10 de noviembre.

Slide 27 - Drag question


1. Hace tres días ............................................(hablar-yo) con tus padres.
2. El jueves....................................(nacer-ella) mi sobrina.
3. ¿Carlos..................................(escribrir) los deberes en tu agenda?

Slide 28 - Open question

Het bijvoeglijk naamwoord

Hoe maak je een bijwoord in het Spaans?


Slide 29 - Slide

El ministro habla LENTAMENTE.
El ministro habla LENTAMENTE.
A
Bijvoeglijk nw
B
Bijwoord

Slide 30 - Quiz

El ROC en Almere es un edificio muy FEO.
Bijvoeglijk nw of bijwoord?
El ROC en Almere es un edificio muy FEO.
Bijvoeglijk nw of bijwoord?
A
Bijvoeglijk nw
B
Bijwoord

Slide 31 - Quiz

Ladya Gaga es una cantante BUENA.
Bijvoeglijk nw of bijwoord?
Ladya Gaga es una cantante BUENA.
Bijvoeglijk nw of bijwoord?
A
bijvoeglijk nw
B
bijwoord

Slide 32 - Quiz

Maak hier een bijwoord van:
justo

Slide 33 - Open question

Maak hier een bijwoord van:
exacto

Slide 34 - Open question

Verander dit in een bijwoord:
completo
A
completomente
B
completemente
C
completmente
D
completamente

Slide 35 - Quiz

Vocabulario

Slide 36 - Slide

Welk woord in de zin is fout geschreven:
Antes tenía los ojos azul.
A
tenía
B
los
C
ojos
D
azul

Slide 37 - Quiz

Vertaal deze zin met behulp van de imperfecto.
Vroeger danste ik met mijn moeder.

Slide 38 - Open question

Vertaal onderstaande zin.
Elke zaterdag ging ik naar de bioscoop

Slide 39 - Open question

¿Qué frase es correcta?
A
Nací el 22 octubre 2005
B
Nace el 22 de octubre de 2005
C
Nací el 22 de octubre de 2005
D
Nace el 22 octubre 2005

Slide 40 - Quiz

Antes
Siempre
Generalmente
Cuándo
En esa época
vroeger
toen
in die tijd
altijd
In het algemeen

Slide 41 - Drag question

imperfecto
antes
siempre
muchas veces
a menudo
Cada domingo
hoy
este verano
últimamente
ahora
todas las semanas

Slide 42 - Drag question

Ana ha vuelto con su ex-novio, el cantante Justin Jones.
Is Ana weer terug bij haar ex?
A
ja
B
nee

Slide 43 - Quiz

Schrijf 6 zinnen over jouw karakter toen je klein was (in het Spaans) en gebruik in elke zin een ander signaalwoord.
De signaalwoorden staan in de leeroverzicht.
Schrijf 3 zinnen over jouw karakter toen je klein was (in het Spaans) en gebruik in elke zin een ander signaalwoord.
De signaalwoorden staan in het leeroverzicht.

Slide 44 - Open question

Hoe goed heb je de stof van deze les begrepen?
A
Ik snap het helemaal
B
Ik snap het goed
C
Ik snap het een beetje
D
Ik snap het niet

Slide 45 - Quiz

Fin, gracias por tu atención

Slide 46 - Slide