Les 3 - Capitulo 2 Brugklas

1 / 17
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Hoy es viernes, 6 de diciembre

Slide 2 - Slide

Las reglas:
Respect:
Als iemand praat is de rest stil
Ik steek me vinger op als ik iets wil zeggen
We maken elkaar niet belachelijk
We komen onze afspraken na (HW, geen mobiel, etc.)

Slide 3 - Slide

¿Qué vamos a hacer hoy?
  • Toetsweek
  • De persoonlijke voornaamwoorden herhalen
  • Het werkwoord SER herhalen 
  • Het werkwoord ESTAR leren
  • Het werkwoord ser en estar oefenen
  • Blooket

Slide 4 - Slide

¿Cuáles son las metas de hoy?
Ik weet wat ik voor de toetsweek moet kunnen/kennen
Ik weet hoe ik een werkwoord moet vervoegen bij meerdere mensen/ dingen in een zin
Ik kan het werkwoord ESTAR in het Spaans vervoegen

Slide 5 - Slide

Toetsweek in januari
· pag 15 getallen 0 t/m 20
· pag 16 Bron J werkwoord Ser
· pag 21 Bron D werkwoord ESTAR
· Pag 22 Bron G vraagwoorden
· Pag 24 Bron I Regelmatige werkwoorden ar, er, ir
· Pag 21 en 24 Bron E en J Frases claves 

Slide 6 - Slide

¿Qué vamos a hacer?
Wat? Libro de ejercicio maak opdr. 10 van blz. 37 en 38
Hoe? Klassikaal
Hulp: Libro de ejercicio blz. 55
Tijd: 10 minutos
Uitkomst: Ik kan de voorzetsels in het Spaans
Klaar? Libro de ejercicio blz. 38 opdr. 11

Slide 7 - Slide

Wat is het verschil tussen:


SER en  ESTAR?

Slide 8 - Slide

Korte pauze
Werkwoorden vervoegen
yo= yo
tú = tú
él = naam van man / zelfst.nw enkelvoud
ella = naam van vrouw / zelfst.nw enkelvoud
nosotros = naam/namen y yo
vosotros = naam/namen y tú
ellos = twee namen van mannen / zelfst.nw meervoud
ellas = twee namen van vrouwen / zelfst.nw meervoud

Slide 9 - Slide

Korte pauze
Werkwoorden vervoegen
yo                        1. Yo (estar) ________ holandés.
tú                        2. Tú (estar) ________ doctor.
él                         3. Diego (estar) ______ explorador.
ella                      4. Dora (estar)______ exploradora.
usted                  5. Mi abuelo (estar) _______ español.
nosotros             6. Marcos y yo (estar) _______ familia.
vosotros              7. Luisa y tú (estar) ________ primos.
ellos                     8. Diego y Dora (estar) ________ amigos
ellas                     9. Luisa y Dora (estar) _______ mujeres.

Slide 10 - Slide

Korte pauze

Slide 11 - Slide

Korte pauze
Vraagwoorden in het Spaans

¿Qué?
¿Cómo?
¿Cuándo?
¿Dónde?
¿Cuánto?
¿Quién?
¿Cuál?
¿Por qué?

Slide 12 - Slide

¿Qué vamos a hacer?
Wat? Je maak alle opdrachten af
Hoe? individueel
Hulp: Tu libro de texto 
Tijd: 30 minutos
Uitkomst: Ik kan het werkwoord SER en ESTAR vervoegen
Klaar? Schrijf de frases clave in je schrift.

Slide 13 - Slide

Korte pauze
Los deberes

Overhoring:
Libro de texto: Leer het werkwoord SER en ESTAR uit je hoofd.

Maken:
Libro de ejercicio: Maak opdr. 12 en 14 van blz. 39 en 40


Slide 14 - Slide

¿Cuáles eran las metas de hoy?

Ik weet wat ik voor de toetsweek moet kunnen/kennen
Ik weet hoe ik een werkwoord moet vervoegen bij meerdere mensen/ dingen in een zin
Ik kan het werkwoord ESTAR in het Spaans vervoegen

Slide 15 - Slide

Korte pauze
Oefenen

play.blooket.com

Slide 16 - Slide

Korte pauze
Una pausa
timer
3:00

Slide 17 - Slide