2 kgt 3.7 Grammatica

3.7 Grammatica - meewerkend voorwerp
Goedemorgen!

Leg klaar: chromebook, werkboek, pen zodat we meteen kunnen beginnen
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

3.7 Grammatica - meewerkend voorwerp
Goedemorgen!

Leg klaar: chromebook, werkboek, pen zodat we meteen kunnen beginnen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

3.7 Grammatica - meewerkend voorwerp

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

leerdoel:
Aan het einde van de les weet je wat het meewerkend voorwerp is en welke stappen je zet om het te vinden.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Lesplanning
1 Herhaling grammatica, weet je het nog?

2 Uitleg Meewerkend voorwerp + oefenen

3 Zelfstandig verwerken van de stof/ begeleiding

4. HW: afmaken opdr 1 - 5 - 6 + maken opdracht 7 - 8 en leren de lesstof over het meewerkend voorwerp

5. Lesafsluiting

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Herhaling uitleg
  • persoonsvorm
  • werkwoordelijk gezegde
  • onderwerp
  • lijdend voorwerp

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Wat is het onderstreepte zinsdeel?
Op vakantie eten toeristen vaak ijsjes.
A
pv
B
wg
C
o
D
lv

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

persoonsvorm
Verander de zin van tijd en het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.
Voorbeeld: 
Anne heeft gisteren paddenstoelen geplukt.
Anne had gisteren paddenstoelen geplukt. 
pv = heeft

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Wat is het onderstreepte zinsdeel?
Hebben jullie ook nog kabouters gezien?
A
pv
B
wg
C
o
D
lv

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

werkwoordelijke gezegde
Alle werkwoorden in een zin.

Voorbeeld: 

Anne heeft gisteren paddenstoelen geplukt.
wg = heeft geplukt

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

wat is het onderstreepte zinsdeel

pv hebben veel plezier.
A
pv
B
wg
C
o
D
lv

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

onderwerp
Stel de vraag: Wie/wat + wg?

Voorbeeld: 
Anne heeft gisteren paddenstoelen geplukt.

Wie heeft geplukt?
o = Anne

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Wat is het onderstreepte zinsdeel?
De boswachter heeft mooie verhalen verteld.
A
pv
B
wg
C
o
D
lv

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

lijdend voorwerp
Stel de vraag: Wie/wat + wg + o?
Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!
Voorbeeld: 
Anne heeft gisteren paddenstoelen geplukt.
Wat heeft Anne geplukt?
lv = paddenstoelen

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

meewerkend voorwerp
In zinnen met een lijdend voorwerp kan ook een meewerkend voorwerp (mv) staan. Het meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is. Het komt voor bij werkwoorden die iets te maken hebben met ‘vertellen’ (meedelen, uitleggen, zeggen) of met ‘geven’ (overhandigen, lenen, toesturen):

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

meewerkend voorwerp
Marijn/heeft/zijn oude laptop/aan Jari (mv)/gegeven.

Een meewerkend voorwerp kan beginnen met aan (of voor), maar dat hoeft niet. 

Marijn/heeft/Jari (mv)/zijn oude laptop/gegeven.

Als het meewerkend voorwerp met voor begint, is het onderwerp meestal iemand die iets voor een ander doet; die ander is het meewerkend voorwerp.

Slide 15 - Slide

Als het niet met aan begint, kun je aan ervoor zetten. Als aan in de zin staat, moet je het weg kunnen laten. Soms moet je dan wel de woordvolgorde veranderen:
meewerkend voorwerp
Stel de vraag: Aan of voor wie/wat + wg + o + lv?

voorbeeld:
Ze hebben de bezoekers bij de opening een leuke verrassing gegeven.
Aan wie hebben ze een leuke verrassing gegeven? 
mv = de bezoekers

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?
Kim leent haar zus nooit iets.
A
Kim
B
leent
C
haar zus
D
iets

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?
Heb je voor mij ook een blikje meegebracht?
A
voor mij
B
je
C
een blikje
D
ook

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

samen oefenen
Ik doe voor:
Mijn klasgenoot vraagt aan mij vaak een potlood.

Samen:
Ik geef hem die natuurlijk.

Jullie:
Ik heb voor anderen altijd een extra potlood bij me.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

        Aan de slag!
Maak in stilte 
   opdracht 1, 5, 6 
 (p.227-231)

klaar? 
dan opdracht 7 en 8 (huiswerk)
timer
15:00
Begeleiding: Dario, Luc, Kaisar

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Evaluatie lesdoel - weten we het?
Aan het einde van de les weet je wat het meewerkend voorwerp (MV) is en welke stappen je zet om het te vinden.

Schrijf de volgende zin over op het blaadje dat je hebt gekregen en ontleed hem.
Benoem PV - WG - O - LV - MV

Slide 21 - Slide

This item has no instructions