M2 - Les 1 (T3 BS1)

T3 BS1 - Bloed
Leerdoel:
3.1.1 Je kunt de bestanddelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

T3 BS1 - Bloed
Leerdoel:
3.1.1 Je kunt de bestanddelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies.

Slide 1 - Slide

De samenstelling van bloed
Bloed bestaat uit de vloeistof bloedplasma met daarin bloedcellen en bloedplaatjes. Ongeveer 55% van het bloed is bloedplasma, de rest (45%) bestaat uit bloedplaatjes en bloedcellen.

De functie van bloed is vervoer van alles wat nodig is om het lichaam te laten functioneren. Bloed vervoert onder andere voedingsstoffen, zuurstof en warmte. Koolstofdioxide en andere afvalstoffen worden door het bloed afgevoerd.

Slide 2 - Slide

De samenstelling van bloed

Slide 3 - Slide

De samenstelling van bloed

Slide 4 - Slide

Bloedplasma
Bloedplasma bestaat uit:

• 7% eiwitten
• 91% water
• 2% opgeloste stoffen

De opgeloste stoffen zijn onder andere mineralen (zouten). Het bloedplasma vervoert vele stoffen, zoals voedingsstoffen, koolstofdioxide en andere afvalstoffen, en (een beetje) zuurstof.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Rode bloedcellen
Rode bloedcellen hebben de vorm van kleine ronde schijfjes. Ze zijn in het midden iets dunner dan aan de rand. Rode bloedcellen hebben geen celkern. In één kubieke millimeter bloed (1 mm3 = 0,001 mL) zitten ongeveer vijf miljoen rode bloedcellen.


Rode bloedcellen vervoeren zuurstof. Ze bevatten hemoglobine, een stof met een rode kleur. Door hemoglobine kunnen de rode bloedcellen gemakkelijk zuurstof opnemen en afgeven. In de longen nemen de rode bloedcellen zuurstof op. In andere organen geven ze zuurstof af.

Slide 7 - Slide

Rode bloedcellen

Slide 8 - Slide

Aantekeningen
Bloedplasma = deel van het bloed dat bestaat uit water, eiwitten en opgeloste stoffen.

Rode bloedcellen = bloedcellen zonder celkern en met hemoglobine.

Hemoglobine = een stof in rode bloedcellen, waardoor rode bloedcellen gemakkelijk zuurstof kunnen opnemen en afgeven.

Slide 9 - Slide

Witte bloedcellen
Witte bloedcellen hebben een celkern. De cellen hebben geen vaste vorm. Daardoor kunnen ze door kleine openingen in de wand van de kleinste bloedvaten heen. 
In één kubieke millimeter (1 mm3) bloed zitten ongeveer zevenduizend witte bloedcellen.

Slide 10 - Slide

Ziekteverwekkers onschadelijk maken
Witte bloedcellen maken ziekteverwekkers onschadelijk. Eén type witte bloedcel doet dat door ziekteverwekkers op te nemen en kapot te maken. De witte bloedcel gaat hierbij meestal ook dood.

Slide 11 - Slide

Bloedplaatjes
Bloedplaatjes zijn geen cellen, maar delen van uiteengevallen cellen. Ze hebben geen celkern. In 1 mm3 bloed zitten ongeveer driehonderdduizend (300 000) bloedplaatjes.
In bloedplaatjes zitten stoffen waardoor het bloed stolt (vast wordt) als het buiten de bloedvaten komt. Dit noem je de bloedstolling. Bloedplaatjes zorgen dus voor de bloedstolling als je een wond hebt.

Slide 12 - Slide

Aantekeningen
Witte bloedcellen = bloedcellen met een celkern en zonder vaste vorm.

Bloedplaatjes = delen van uiteengevallen cellen, die geen celkern hebben.

Bloedstolling = het stollen van het bloed als het buiten de bloedvaten komt.

Slide 13 - Slide

Samengevat:
Je kunt de bestanddelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies.
• Bloed bestaat uit bloedplasma (55%) en uit bloedcellen en bloedplaatjes (45%).
• Bloedplasma: water met plasma-eiwitten en opgeloste stoffen (o.a. zouten).
– Bloedplasma vervoert zuurstof (een klein beetje), voedingsstoffen, koolstofdioxide en andere afvalstoffen.
• Rode bloedcellen: Cellen zonder celkern. Rode bloedcellen bevatten de rode kleurstof hemoglobine. Functie: zuurstof vervoeren.
• Witte bloedcellen: Cellen met celkern. Witte bloedcellen hebben geen vaste vorm: ze kunnen door de wand van haarvaten heen. Functie: afweer tegen ziekteverwekkers, bijv. door bacteriën in te sluiten.
• Bloedplaatjes: Delen van uiteengevallen cellen, zonder celkern. Functie: bloedstolling.

Slide 14 - Slide

Aan de slag
Lees T3 BS1

Aantekeningen maken, samenvattende tekst schrijven, begrippenlijst maken

Maak opdrachten T3 BS1

Maak test jezelf T3 BS1

Slide 15 - Slide