woordsoorten hww en zww

Lesdoelen
-je praat alleen als je aan de beurt bent
- je leert zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden te herkennen.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare school

This lesson contains 18 slides, with text slides.

Items in this lesson

Lesdoelen
-je praat alleen als je aan de beurt bent
- je leert zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden te herkennen.

Slide 1 - Slide

Lesprogramma
- Welkom en introductie (5 min)
- Voorlezen (10 min)
- Terugblik en huiswerk (10 min)
- Uitleg (woordsoorten) (10 min)
- Zelfstandig werken (25 min)
- Afsluiting (5 min)

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Terugblik
- analyse toets 
- lijdend voorwerp

Slide 4 - Slide

De jongens gooiden sneeuwballen

Slide 5 - Slide

Razend gooide de leraar een krijtje door de klas.

Slide 6 - Slide

Ze waarschuwden hem niet op tijd.


Slide 7 - Slide

Huiswerk
Lees theorie op blz. 118 en maak opdracht 1, 2 en 4
KIJK IN STILTE JE HUISWERK NA
Klaar: ga alvast aan de slag met opdracht 1, 2, 3 en 4 blz. 90-91
Vragen: steek je vinger op

Slide 8 - Slide

Grammatica woordsoorten
- lidwoord (lw)
- zelfstandig naamwoord (zn)
- bijvoeglijk naamwoord (bn)

Vandaag: hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord

Slide 9 - Slide

Zoek lw, zn en bn op
De docenten hebben voor hun jarige collega het lokaal met vlaggetjes versierd

Slide 10 - Slide

ZWW en HWW
- ZWW geeft aan wat een onderwerp doet.
- staat er maar 1 ww in de zin, bestaat wg alleen uit pv,  dan is dit het ZWW
- staan er meer ww in de zin, dan is het laatste ww, het zww, dus deze staat achteraan  in de zin.

Slide 11 - Slide

Bij de bakker koop je lekker gebakjes

Slide 12 - Slide

Bij de bakker kun je lekkere gebakjes kopen.

Slide 13 - Slide

Bij de bakker zou je lekker gebakjes kunnen kopen

Slide 14 - Slide

Weet je nu hoe je het zww en hww in een zin kunt herkennen?
1. Ja, ik begrijp het helemaal
2. Ik twijfel of ik het begrijp (maak nog een oefenopdracht)
3. Ik begrijp er helemaal niets van 

1: Maak opdracht 1, 2, 3 en 4 blz. 90-91

Slide 15 - Slide

Schrijf de ww op en geef aan of het een zww of hww is.

1. Jasper bestelt elke dag een tosti in de kantine.
2. Jasper zou elke dag een tosti willen bestellen.
3. Jasper heeft elke dag een tosti besteld.

Slide 16 - Slide

Aan de slag
Wat: Lees de theorie op blz. 90 en maak opdracht 1, 2, 3 en 4 (blz. 90-91)
Hoe: individueel, in stilte, je mag fluisterend een vraag stellen.
Klaar: 
- ga verder met je trailer
- ga lezen in je leesboek
- steek je vinger op en maak extra herhalingsopdrachten

Slide 17 - Slide

Afsluiting
Zijn de lesdoelen bereikt?:
- tijdens de uitleg ben je stil en luister je.
- je leert zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden te herkennen.
Hoe ging het?
Huiswerk: maak opdracht 1, 2, 3 en 4 (blz. 90-91) en lever je trailer in.

Slide 18 - Slide