H3 Grammatica - Wg plus hww en zww

H3 Grammatica
Werkwoordelijk gezegde
Hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H3 Grammatica
Werkwoordelijk gezegde
Hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord

Slide 1 - Slide

Werkwoordelijk gezegde

Pv + alle andere werkwoorden.
Dus alle werkwoorden in een zin:

Zullen we morgen gaan winkelen?
pv = zullen               wg = zullen gaan winkelen

De leraren hebben het lokaal versierd.
pv = hebben            wg = hebben versierd


Slide 2 - Slide

Let op!

Als 'te' of 'aan het' voor een werkwoord staan, horen deze ook bij het werkwoordelijk gezegde!

Mijn buurjongens zitten te spelen.
pv = zitten                wg = zitten te spelen

Zij zijn aan het knutselen.
pv = zijn                     wg = zijn aan het knutselen

Slide 3 - Slide

De kleuter is alleen naar school gekomen.

Slide 4 - Open question

De sporters zijn al weken aan het trainen voor het WK.

Slide 5 - Open question

Werkwoordelijke uitdrukking

Figuurlijke betekenis

Hij sloeg het advies van zijn baas in de wind.
(in de wind slaan = negeren, niet luisteren)

pv = sloeg
wg = sloeg in de wind

Slide 6 - Slide

De agenten voelden de arrestant flink aan de tand.

Slide 7 - Open question

Met een spiekbriefje val je al snel door de mand.

Slide 8 - Open question

Lauren probeerde haar moeder bij de neus te nemen.

Slide 9 - Open question

Aan de slag:

H3 Grammatica zinsdelen


Blz. 89
Opdracht 3
Opdracht 5 afmaken


Slide 10 - Slide

Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Als er in een zin met een wg maar één werkwoord staat, is dat een zelfstandig werkwoord (zww).

Zww geeft aan wat het onderwerp doet.

Als er meerdere werkwoorden in een zin staan, zijn dat hulpwerkwoorden (hww).

Slide 11 - Slide

Als er meer ww in de zin staan, staat het zww meestal achter in de zin. Alle overige werkwoorden zijn hww. 


Bij de bakker kun je lekkere gebakjes kopen.
                          (hww)                                  (zww)

Bij de bakker zou je lekkere gebakjes kunnen kopen.
                          (hww)                                    (hww)   (zww)


Slide 12 - Slide

Wat is de persoonsvorm?
Zij zullen wel vrij krijgen voor de bruiloft.
A
zij
B
zullen
C
krijgen
D
de bruiloft

Slide 13 - Quiz

Wat is het onderwerp?
Zij zullen wel vrij krijgen voor de bruiloft.
A
zij
B
zullen
C
vrij
D
de bruiloft

Slide 14 - Quiz

Wat is 'zullen' voor werkwoord?
Zij zullen wel vrij krijgen voor de bruiloft.
A
hww
B
zww

Slide 15 - Quiz

Wat is 'spreken' voor ww?
In al deze gevallen kunnen we spreken van een nationale feestdag.
A
hww
B
zww

Slide 16 - Quiz

Maken: 

Opdracht 1 en 4 (blz. 90/91)


Slide 17 - Slide